Artikelen
over Wim Sonneveld
1.
De
groene Amsterdammer
2.
Artikel
van Henk van de Meijden
3.
Het Peugeootje
van Margootje
4.
Stukje interview uit Mies en scčne
5.
Waarom zijn graf
PDF
6.
De
lange weg naar de premičre Elzevier,
door Michel van der Plas
De Groene Amsterdammer, kerstnummer 1993
Na een
zwaar, veeleisend nummer deed hij de veters van zijn schoenen los. En hij zei tegen
het publiek dat die ook rustig allemaal de veters van hun schoenen los mochten
doen. 'Nu even de ogen luiken.' En daarna snierde hij (tussen de wimpers van
zijn geloken ogen de zaal in kijkend): 'Dames, luikt U de ogen ook even. Kunnen
jullie vanavond thuis vertellen: we hebben nog met Sonneveld geslapen.' Het
begon huiselijk, bijna intiem. Daarna werd het vals, bijna ordinair. Híj bleef
op afstand van zijn publiek (dat hij wel eens een 'vraatzuchtig monster' placht
te noemen). Hij bleef onafhankelijk, superieur. Portret van Wim Sonneveld. Als
conferencier.
Aan
aanstaande cabaretiers heb ik eens les proberen te geven over de geschiedenis
van het naoorlogse toneel in Nederland. Na een paar uurtjes hadden we in de
gaten dat de onderneming een verspilling was van hún tijd en van míjn energie.
Dus spraken we over wat straks hun vak zou worden, toen (en nu nóg) hardnekkig
'kleinkunst' genoemd. De studenten visten op hun beurt naar mijn helden in die lichtgewaande muse. Ik antwoordde
zonder aarzelen er eigenlijk maar één te hebben: Wim Sonneveld. Hun hoongelach
werd begeleid door rap heen en weer gekaatste kwalificaties als 'truttig', 'uit
de tijd', 'ouderwets' en 'oubollig'. Ik mompelde - plaatsvervangend beschaamd,
en eigenlijk woédend - dat ik me in de omschrijving 'oubollig' nog het meest
kon vinden ('dwaas & zonderling' zegt Van Dale, en dát was Sonneveld
allebei in hoge mate). Daarna haalde ik een videotape uit mijn mediatheek. Op
de hoge toon van een gesjeesde hoogleraar 'kleinkunst', betoogde ik bestraffend
dat déze (en andere) Sonneveld-scčnes wat mij betreft tot verplichte
collegestof voor alle aanstormende entertainers zou moeten worden verklaard. Om
vervolgens het laatste woord te laten aan het beeldscherm, waarop de slotscčne
werd vertoond uit Sonneveld's tweede one-man show (die met Ina van Faassen
uit 1967). Het schonk me grote voldoening dat na afloop van deze sketch enkele
van de kleinkunstenaars-in-de-dop ongeveer per stoffer & blik bij elkaar
konden worden geveegd. 'Waar is de gulle lach op heden gebleven, meneer Sonneberg, dat vraag ik U af?' Wim Sonneveld was op dat
moment een kleine vijftien jaar geleden in Buitenveldert ten grave gedragen.
Hij was toen - en ís nog altijd - wat men 'een legende' pleegt te noemen.
Vooral door de talloze liedjes, op platen en CD's
geconserveerd, door generaties slagersjongens en krantenbezorgers geneuried,
gefloten en gezongen. De conferences zijn bij jongere generaties een stuk
minder beklijfd. En om de absolute topklasse van Sonnevelds
conference-'techniek' is het me hier te doen.
Mijn
eerste kennismaking met Wim Sonneveld als conferencier was - zoals voor de
meesten uit mijn generatie, geboren direct na de oorlog - Willem Parel, zoon en
kleinzoon van een orgeldraaier en tevens voorzitter van het En-pé-gé, het Nederlands Parel Genootschap. Het was beslist
het leukste dat de VARAradio begin jaren vijftig te bieden had. Parel sprak
meeslepend over 'het orgeldraaien in het algemeen en de psychologie van de
centenbak in het bijzonder'. Uit de teksten (ik meen van Eli Asser) over de 'S. P. van de O, oftewel de Sexuele
Problemen van de Orgeldraaier', walmde een hoog gehalte jaren vijftig
tuttigheid naar boven. Men bleef er niettemin op talloze zaterdagavonden voor
thuis. Het Nederlandse taalgebruik werd middels de voorzitter van het En-pé-gé tijdelijk maar beslissend verrijkt met uitdrukkingen
als 'waterverf' (lees: waardeloos) en: 'niet op reagere,
Lena'. Toen Willem Parel het voor gezien hield, waren er demonstraties van
orgeldraaiers. Daarna verloor ik Sonneveld enige tijd uit het oog. Zijn kleine
cabaretprogramma's in het Leidse Pleintheater en in 'zijn' Nieuwe de la Mar
(met Conny Stuart, Lia Dorana en Hetty Blok, op
teksten van Hella Haasse, Annie M.G. Schmidt, Sonneveld zelf en zijn vriend
Hubert Janssen), heb ik nooit gezien. Volgens Ischa Meijer is dat een groot
gemis. Hij vond die intieme programma's behoren tot het mooiste dat Sonneveld
ooit maakte. 'In die stelling zit ook een beetje egoďsme van de toeschouwer',
schreef Meijer op 16 maart 1974 in zijn In Memoriam voor Sonneveld in de Haagse
Post. 'Die ietwat elitaire sfeer van wat men wel het literaire cabaret pleegt
te noemen, die directe betrokkenheid over een luttel aantal meters met de man
op het toneel, die grote mate van exclusiviteit waarin het woord tot het gehoor
gericht wordt; dat alles vormde de ideale ambiance om een kunstenaar als
Sonneveld optimaal te proeven en te beoordelen.'
Na 702 voorstellingen van de musical My Fair Lady (vanaf 1960, zijn eigen
cabaretgezelschap was in 1959 failliet gegaan), waarin Sonneveld als Dr.
Higgins drie Eliza Doolittle's 'versleet' (Margriet
de Groot, Dorien Mijksenaar en Jasperina de Jong),
ging hij solo. Wat Sonneveld in zijn drie grote one-man-shows
het liefste deed was zingen. Het zal hem in de artiestenhemel genoegen doen dat
hij als romantisch, melancholiek chansonnier voor alle generaties (tot jaren na
zijn dood) is blijven doorleven. Willem Nijholt, die samen met Corrie van Gorp
excelleerde in Sonnevelds laatste grote show, vertelde ooit in een televisieprogramma
dat het de entertainer irriteerde wanneer-ie aan zijn artiesten-water voelde
dat het publiek na twee mooie liedjes als het ware ongeduldig zat te wachten op
de volgende 'gulle lach'. 'Maar ja', stelde Sonneveld nuchter vast, 'ik ben
immers zelf begonnen die kroketten te verkopen.' Daarmee doelend op de
conference uit zijn eerste one-man show waarmee hij
lange tijd ongeveer werd vereenzelvigd: Kroketten, op een tekst van Simon
Carmiggelt.
Wanneer Sonneveld aan Carmiggelt een 'nummer' vroeg, leverde deze meestal een
van zijn Paroolcursiefjes, zijn Kronkels. Altijd goed voor memorabele sketches.
In de tweede one-man show speelde Sonneveld
bijvoorbeeld De Jongens, waarin een vader herinneringen ophaalde aan alle
vrijers van zijn pas getrouwde dochter ('Ik heb wat voedsel verstrekt aan die
knapen!'). Kroketten was een ander geweldig nummer op tekst van Simon
Carmiggelt. Tijdens een lezingentoernee was de
schrijver gestoten op een zaalverhuurder die de lucide theorie huldigde, dat er
een relatie bestond tussen wat er op het podium te zien was en de hoeveelheid
kroketten en spritsen die in de pauze werden verkocht. Carmiggelt had het
stukje naar eigen zeggen vrijwel letterlijk uit de mond van de zaalverhuurder
opgetekend. En Sonneveld zag er niks in. Carmiggelt zei (in een televisie-documentaire over Sonneveld): 'Nu kun je achter
een schrijftafel inderdaad niet bedenken wat op het toneel leuk is, ik
tenminste niet, en wie dat wel kan moet een hele goeie zijn. Maar over deze
tekst had ik bij hoge uitzondering een beetje zekerheid. Want ik had hem zelf
een aantal keren in zalen gedaan, voor publiek. En ik merkte dat de mensen op
bepaalde momenten telkens weer lachten. Die "lachen" had ik in de
marge van de tekst aangestreept. En ik zei tegen Sonneveld: bij mij lachten ze
dáár. Toen is hij het nummer gaan uitproberen. En hij heeft er groot succes mee
gehad. Voor mij was het een geweldige ervaring om na vijftig of honderd
voorstellingen de tekst van Wim Sonneveld terug te horen. Dan was-ie volledig
veranderd. Vooral door het samenspel met het publiek, dat eigenlijk ook aan een
tekst "werkt". In Sonneveld's handen was
Kroketten een sterk komisch nummer geworden, een eerbiedwaardig stuk
vakmanschap.' En inderdaad: Kroketten (vreemd genoeg niet opgenomen op de twee
commerciële videocassettes die van Sonneveld's shows
in de handel zijn gebracht) ís een eerbiedwaardig stuk vakmanschap. De koele,
lichtelijk hautaine entertainer Sonneveld is in dit nummer verwikkeld in een
brilante dialoog met een ordinaire, uitgezakt sloffende horecaman, die last
heeft van opvliegers, O-benen en een spraakgebrek ('De s wil ook al niet meer,
want ik ben de hoektanden kwijt'). 'Daar gáán me krekette!'
werd in de jaren zestig een minstens evenzo populaire one-liner
als 'niet op reagere, Lena' in de jaren vijftig was
geweest.
Je had in die tijd 'de grote drie'. Wim Kan was de strenge vader die ministers
tijdens tumultueuze oudejaarsconferences duchtig de oren waste. Toon Hermans
kreeg een zaal aan zijn voeten door slechts de zitting van een stoel te tonen,
of via de scherpe imitatie van een perzik etende diplomaat. Wim Sonneveld
bouwde tijdens zijn shows in het theater een tijdelijk, intiem en hilarisch
huis. Voor iedereen. Hij was romantisch én gek, sentimenteel én satirisch.
Sonneveld: 'Consequent lyrisch durfde ik niet te zijn, ik gaf er opzettelijk
een twist aan, waardoor het iets om te lachen werd. Ik ben zelf half lyrische
zanger, half slapstick performer, amuseur. Ik was
bang voor mijn lyrische kant en koos uiteindelijk voor het komische.' Hij
introduceerde de geniale mix van het lyrische én het komische: het 'gespeelde
lied'. Dat genre kende weliswaar een lange geschiedenis in het cabaret, maar
door Sonnevelds aanpak kreeg het 'gespeelde lied' een totaal nieuwe schwung. In
zijn eerste one-man show was Tearoom Tango zo'n
gespeeld lied (tekst: Michel van der Plas), een van de mooiste nummers die
Sonneveld ooit heeft gebracht.
De woorden 'belazerd' en 'bedonderd' - mits enigszins bekakt uitgesproken -
klonken na het uitbrengen van dit nummer nooit meer zoals daarvoor. Voor
dezelfde show schreef Annie Schmidt het lied Water bij de wijn, over een man
die zichzélf in een huwelijk belazert én bedondert. Een thema dat door
Sonneveld in zijn laatste show briljant werd geparafraseerd, in het lied dat geen
lied meer was maar een volleerd nummer, Lieveling (geschreven door zijn tweede
levenspartner Friso Wiegersma). In de korte
introductie toonde Sonneveld de partners in dit lied: de zwijgende vrouw met
strakke lippen ('spaarpot') en haar klagende, intens treurig ogende echtgenoot
('sufgeluld'). Het lied werd vervolgens uitgevoerd
met de ideale combinatie waar Sonneveld zo vreselijk goed in was: poëtisch
chansonnier, trefzekere karakterspeler, ordinaire moppentapper - de eerste metde elegante draai naar het publiek (en profil), de tweede met die (letterlijk) schitterende, wat
heet: bliksemende ogen, de derde met de effectieve, excentrieke mimiek van de raskomiek.
'Maar dan zijn er van die nachten/ Dat die bittere gedachten/
Al die weerzin, dat verwijt
Mij zo vreselijk berouwen/ En dan ben ik niet te houwen
Want dan breekt mijn hart van spijt/ Bitt're spijt
...
Spijt dat ik met jou getrouwd ben/ Want ik dacht: dat zal wel lukken
Nou ik weet het, je kan beter/ De Vierdaagse doen op krukken! ...
Spijt dat ik niet heb geluisterd/ Naar mijn broers die toen al zeien
Man, je kan veel beter trouwen/ Met een vrachtauto vol keíen!...'
De
puntjes waren consequent ingelast als pauzes voor de lach. Die lach kwam
altijd. Consequent!
Sonneveld was in dit soort nummers - naar eigen zeggen - 'zo Hollands als het
weer'. Maar hij stond er ook altijd bóven, boven de banaliteit van het weer. Ik
denk dat ik daarom zo dol op hem was. Zijn eerste vriend, Hubert Janssen, zei
eens over hem, dat hij 'het publiek raakte in de tot dan toe onbezochte plekken
van de ziel'. Dat is bijzonder deftig gesproken, maar wel heel raak.
Cabarethistoricus Jacques Klöters voegde daar in zijn
standaardwerk Honderd jaar amusement in Nederland aan toe: 'Hij straalde
onafhankelijkheid uit. Ook in zijn houding tot het publiek, dat hij - veel meer
dan Wim Kan en Toon Hermans - op afstand hield. Hij durfde valse opmerkingen te
maken en ordinair te doen.'
Zo
onthulde Sonneveld - opnieuw op een tekst van Simon Carmiggelt - dat hij in de
krant het eerst naar de overlijdensadvertenties keek. 'Doodsberichten' heetten
die toen nog in de jaren zestig. 'Ja, je wilt weten wie er óver is, hč?' Dan
nam hij het publiek als het ware eventjes in vertrouwen. En in dat vertrouwen
signaleerde hij wat er steeds ónder die advertenties stond: 'Wij berusten'. Dat
herhaalde Sonneveld dan eindeloos: 'Wij berusten, wij berusten, wij berusten'.
Pauze. Stilte. Herkenning. En dán kwam die uithaal, in onvervalst Jordanees:
'Ja, stel je voor dat je eronder gaat zetten: We laten het er niet bij zitten!'
'En het
publiek? Ach U weet hoe publiek kan zijn,' zong Sonneveld in zijn eerste one-man show. Meteen klaar om iemand op te vreten, meteen
klaar om iemand te omarmen, bedoelde (en zong) hij. Sonneveld wilde niet aardig
gevonden worden, hij wilde goéd gevonden worden. Intens innemend was hij,
als-ie zijn publiek for the
time being óók aardig vond. Sonneveld háátte trage
zalen. Toen hij in Nijmegen (tijdens een try-out) zo'n trage zaal trof, zei hij
na afloop tegen een verslaggever: 'Ja, de burgemeester zat op de eerste rij,
dus wat wil je'. Maar als het publiek met hem mee ging, sloot hij het voluit in
zijn armen. In de eerste one-man show stond een Louis
Davids-achtig liedje op het programma, Ome Thijs, die een prijs in de
voetbalpool had gewonnen maar zijn formulier was vergeten in te leveren. In dat
nummer dirigeerde hij bij het refrein de zaal als koor. Ik zal nooit het moment
vergeten waarop Sonneveld springend en in zijn handen klappend tegen zijn
musici riep: 'Er zitten warme alten in de zaal!' Waarna hij die 'warme alten'
schaamteloos nog een beetje opwarmde door samen met ze te repeteren ('Let op de
borst-stem, dames!').
De
mooiste dialoog met zijn publiek zat in de middelste show. Na weer een
uitputtend nummer en de daarop volgende verzuchting 'wat een vak, hč!', ging
Sonneveld rustig zitten en openbaarde (ik citeer uit het hoofd): 'Ik zat
vanavond in de kleedkamer, ik keek in de spiegel, en ik zei: Sonneveld, moet je
er niet eens mee ophouden.' (Pauze) 'Zei ik tegen mezelf'. (Pauze) 'In de
spiegel.' (Pauze) 'Tegen mezelf.' (Pauze) 'In de kleedkamer.' (Lange pauze.
Daarna bijna schreeuwend tegen de zaal.) 'Wel een beetje hárteloos publiek,
vanavond! Gisteren gingen ze op de stoelen staan en riepen: Nee Wim! Niet doen,
Wim! Blijf!' En dan hád-ie ons waar hij ons hebben wilde: op de stoelen. Nee,
Wim! Niet doen, Wim! Blijf!
Hij bleef!
De
politiek (hét favoriete onderwerp voor Wim Kan) was geen stof voor hem, net zo
min als Toon Hermans' adoratie voor de bloemen en de bijen (waar Sonneveld geen
goed woord voor over had). Toch heeft Wim Sonneveld me één keer politiek
verrast. Ik zat in het Medisch Comité Nederland-Vietnam, dat in de jaren zestig
en zeventig geld vergaarde voor de medische noden in zowel Noord- als
Zuid-Vietnam. Er werden benefiet-bijeenkomsten georganiseerd. Na 'Schrijvers
voor Vietnam' en 'Musici voor Vietnam' (in Frascati),
planden we een nacht 'Cabaretiers voor Vietnam' in Carré. Met een paar comité-leden en mede-iniatiefneemster
Hetty ('Ja Zuster, Nee Zuster') Blok zaten we ergens in het najaar van 1970 in
de werkkamer van Jaap van der Merwe, die de nacht met Hetty zou presenteren.
Wie moesten we het eerst bellen? Van der Merwe was zeer beslist: Wim Sonneveld.
Wij riepen in koor: die doet nóóit mee! Maar Jaap van der Merwe had een betere
antenne voor de reactie van zijn roemruchte collega: Sonneveld zei inderdaad
meteen ja, en riep ook onmiddellijk: zeg maar tegen alle anderen die je belt
dat Sonneveld ook meedoet. Hij had maar één voorwaarde: zijn bijdrage mocht
niet in de beoogde VPRO- televisiereportage. Hij zat op dat moment nog midden
in zijn 'uitprobeervoorstellingen' van de nieuwe one-man
show, en daar kon-ie geen camera-pottenkijkers bij gebruiken. In die
gedenkwaardige nacht in Carré deed hij 'De stalmeester', de licht beschonken en
Wassenaars sprekende dienaar des konings, die herinneringen ophaalt aan het
defilé te Soestdijk, en aan de kerstviering op het paleis, als de 'keunigin' zich zo eenvoudig mengt tussen hem en het gewone
volk, sprekend over koetjes en kalfjes, 'en natuurlijk ook over de os en de
ezel'.
In zijn
mooiste conference werd Sonneveld dronken. Het was het slot van zijn tweede one-man show (1967). Hij had daarin een prachtige
conversatie met Ina van Faassen (over kunstmatige
inseminatie - 'da's iets met koeien'), hij zong er zijn meest onvergankelijke
lied (Het dorp), en het was de enige show zónder Frater Venantius.
Aan het slot van die show trok Sonneveld een tafeltje het podium op en begon te
zuipen ('sherry, denkt U - het ís kouwe thee'). Daarna tapte hij een reeks
(voor die tijd) schuine moppen. Over 'Antwerpse Alie' bijvoorbeeld. Een vrouw
met forse borsten. 'Een rijke natuur', zoals de Fransen zeggen. ('De Fransen
hebben de aardigste woorden voor de gekste dingen. Hier in Nederland zeggen we
dan direct weer: boezem. Of gemoed. Ik heb eens een boer horen zeggen: Mijn
vrouw heb een flinke bos hout voor de deur.') Sonneveld waarschuwde zijn
publiek regelmatig: 'Het wordt schunnig hoor, dus je kan er nog uit'. Alie was
een van de eersten na de oorlog die een gehoorapparaat had. In een broche. 'En
die broche zat bij Alie op het snijpunt van haar rijke natuur.' (Hier gaven de
musici twee welgemikte klappen op hun slaginstrumenten). En dan Sonneveld weer:
'En daar moest je dan in práten!' Dan hield hij het zelf niet meer van het
lachen. 'Zeg, het wordt verdomd schunnig hoor, dus je kan er nog uit!'
Donderend gelach. 'Vanuit die broche liepen twee dunne leidinkjes via Alie's
rijke natuur' ... 'Er liepen hier twee dunne, dúnne leidinkjes' ... 'O, er was
wel plaats voor een píjp-léi-díng!' ...
De Groene zou eigenlijk bij dit kerstnummer een geluidscassette moeten
aanleveren. Zodat U kan horen hoe scherp en hoe zuiver Sonnevelds contact met
het publiek op dat soort momenten was. Midden in deze conference riep hij -
quasi beschonken - de zaal toe: 'Kennen jullie dat krankzinnige verhaal van die
dronken vent die een postkantoor binnenloopt. Hij zegt tegen de man achter het
loket: Geef mij een postzegel van een kwartje. En neem er zelf ook een!' Of:
'Willen jullie nou eens echt lachen!? Als je echt wil lachen moet je mekaar
allemaal een hand geven. Dan stopt die meneer in de hoek zijn twee vingers in
het stopcontact.'
Sommige mensen hebben in dergelijke weergaloos uitgevoerde conferences - ik
herhaal het nog maar eens: verplicht studiemateriaalvoor
aankomende 'kleinkunstenaars' - een vorm van 'Publikumsbeschimpfung'
gezien, een verachting van Sonneveld voor zijn publiek. Het moet eerder
strategie zijn geweest. Sonneveld in een interview, afgegeven vlak voor de premičre
van zijn laatste show: 'Soms denk ik op het toneel: wat sta je nou toch lollig
te doen - als ik ze zo hoor lachen. En dan weet ik: ik bén niet leuk, maar zij
vinden het leuk. In het nieuwe nummer met Frater Venantius
komt een zin voor die helemaal ničts betekent. Venantius zegt dat het weliswaar in de Bijbel geschreven
staat dat het beter is om te trouwen dan te branden, maar, zegt hij dan, 'ik
heb liever een goeie fik hier' (klap op zijn borst) 'dan een kouwe douche daar'
(tik op zijn achterwerk). Nou ja, dan breken ze de tent af van het lachen.
Terwijl het je reinste onzin is. Maar dan zit zo'n zin aan de top van een
escalatie van opmerkingen ie wél iets betekenen, en waar steeds harder op
gelachen wordt, en dan kom je op een gegeven moment op een punt waar het er
eventjes niet meer toe doet wat je zegt, maar gebruld wordt er!'
Ischa
Meijer hield niet zo van dat gebrul in de grote zalen. In zijn herinneringen
aan Wim Sonneveld (opgetekend in de week na diens dood, maart 1974), schrijft
hij openhartig waaróm niet: 'Ik wilde die man eigenlijk voor-mezelf-alleen
hebben; wat hadden al die mensen in die gigantische zalen ermee te maken! Met
andere woorden: het was niet Sonneveld maar ik die De Grote Massa minachtte. Ik
verkeerde zelf in die belachelijke veronderstelling dat Het Goede alleen maar
geschikt is voor een bepaalde minderheid. (...) Sonneveld had smaak en hij
straalde dat lijfelijk uit, zonder schaamte - hij moet de erotiek van het
theater uitstekend begrepen hebben.' Zo was het maar net! De kruidenier (die Sonneveld's vader was), en Calvijn (die Sonneveld's
schrikbeeld was), konden hem op den duur niet meer deren. Hij was zo Hollands
als het weer. Zijn superieure uitstraling steeg daar ver bovenuit.
Loek
Zonneveld
Hoe ik Wim Sonneveld en Toon Hermans weer bij elkaar bracht
door
Henk van der Meyden
AMSTERDAM
- Met nog drie Privé Pagina's neem ik deze week afscheid van u. Dat doe ik met
enige verhalen die ik nooit vergeten zal. Gebeurtenissen die grote indruk op
mij maakten en die soms een bijzonder tijdsbeeld tonen. Vandaag het verhaal
achter een van de meest unieke foto's die wij publiceerden in die 44 jaar. Een
foto die niet zomaar vanzelf tot stand kwam, maar waar tientallen telefoontjes
aan voorafgingen. Het was de exclusieve hereniging van WIM SONNEVELD, TOON
HERMANS en WIM KAN.
"'Haal het doek maar
op' zong WIM SONNEVELD in zijn laatste show in CARRÉ. Ik zie hem weer voor me.
Een slanke, elegante man, vrolijk dansend in gekleurd licht en op blije muziek.
In een goed gesneden pak met een tinteling in de blauwe ogen van
verheugenis", aldus Toon Hermans, "om het werk dat hij mag doen. Ik
hoor de stem van een persoonlijk timbre, dat zich soepel buigt in sterk
gezongen zinnen. Dan eens teder en klein, dan weer droef, stil mijmerend. Ik
zie een dolle fratsenmaker, die zich vermomt en clown speelt en de dwaas."
Het is een beeld dat me
altijd bij zal blijven, ook nu het doek zakt voor mijn journalistieke carričre
en ik nog drie dagen wil schrijven over enige onvergetelijke en emotionele
momenten.
Deze korte serie open ik graag met een van de meeste bijzondere foto's die ik
de afgelopen tientallen jaren op deze pagina afdrukte.
Tijdsbeeld
Het is
meer dan een foto van 'de grote drie' samen: TOON, WIM KAN EN WIM SONNEVELD. Het
is een tijdsbeeld geworden, een beeld waar je met weemoed naar kijkt, want daar
zijn die mannen met zo'n stijl, persoonlijkheid, werkdrift, discipline en
creativiteit, die elk publiek wisten te bereiken en veroveren.
Natuurlijk, heb je nu HERMAN VAN VEEN, KAREL DE ROOY en PETER DE JONG (Mini en
Maxi), PAUL VAN VLIET, al treedt die alleen nog op voor Unicef, en WILLEM
NIJHOLT. Allemaal grote sterren, die echter allemaal geďnspireerd werden door
Toon, Wim Kan en Wim Sonneveld.
Het
maken van die foto, niet zo lang voordat Wim Sonneveld op 8 maart 1974 aan een
hartaanval stierf, was niet eenvoudig geweest. Sonneveld stond immers in CARRÉ
en ik wilde dat de foto daar gemaakt zou worden. Maar sterren hebben altijd
grote ego's. Toon zei: "Ik ontvang ze wel thuis." Wim Kan had er ook
niet zoveel zin in en zei: "Laat ze maar naar mij komen in het
theater."
Maar na tientallen telefoontjes was het eindelijk zover. Echter, op de avond
dat de unieke fotosessie op het toneel van CARRÉ zou plaatshebben, liet WIM KAN
het ineens afweten. Er was die avond een Europacupvoetbalwedstrijd op tv en Wim
Kan, die toch al niet van autorijden hield, bleef thuis.
Maar ik
gaf niet op. Een week later kon Wim Kan wel en kwam hij met Corry Vonk naar
theater CARRÉ.
Het was
zeven uur 's avonds. Een uur later zou het doek opgaan voor Wims show in een
uitverkochte zaal.
We
liepen naar het toneel. Het brandscherm en het gordijn gingen omhoog en voor
het eerst poseerden de Grote Drie samen op het toneel van CARRÉ.
Velen
hadden in het verleden al eens geprobeerd hen bij elkaar te brengen, maar dat
was nooit gelukt. Lange tijd is er ook een conflict geweest tussen Wim
Sonneveld en Toon Hermans. Wim had in een interview gezegd dat Toon een toch
wel carnavaleske komiek was en dat wilde Hermans hem niet zomaar vergeven.
Toon
nam het Sonneveld op zijn beurt kwalijk dat hij hem imiteerde door ook met een one-man-show te beginnen.
Ze
bleven wel altijd belangstelling voor elkaar houden. Als ik bij Toon thuis was,
vroeg hij me altijd honderduit over Sonneveld. En als ik bij Sonneveld koffie
dronk in zijn Amsterdamse grachtenhuis wilde hij alles over Toon weten.
Maar de
spanningen bleven. Eenmaal leidde dat tot een uitbarsting. Sonneveld wilde in
Nijmegen, waar Toon die avond speelde, een musicus opzoeken die in die tijd bij
Hermans speelde. De deur van Toons kleedkamer stond open en hij was zich aan
het schminken. Toen hij op de gang de stem van Sonneveld hoorde, gooide hij met
een enorme klap de deur keihard dicht.
Sonneveld maakte tenslotte een einde aan die ruzie door toen hij in Maastricht
optrad, waar Toon toen in de sfeervolle Stokstraat woonde, hem uit te nodigen
voor zijn voorstelling. Toon zei me toen: "Ik heb de show van Sonneveld
gezien en ik heb genoten. Ik had Wim zeker in tien jaar niet zien optreden (zo
waren de verhoudingen, ja) maar als je die man ziet, denk je: ja, die kent zijn
vak. Dat heb ik hem ook na afloop gezegd en ik nodigde hem meteen uit mee naar
mijn huis te gaan."
Later
zou diezelfde Toon Sonneveld eren met een in memoriam-artikel voor mij. Enige
tijd nadat de foto van de grote drie gemaakt werd stierf Wim Sonneveld aan een
hartaanval in het Amsterdamse VU-ziekenhuis. Dat is nu 28 jaar geleden. Het was
op het toneel van CARRÉ de laatste keer dat deze drie mannen elkaar samen zouden
zien.
Ik
koester die foto dan ook. Hij hing de afgelopen, bijna, 30 jaar in mijn
werkkamer. Voorzichtig heb ik hem van de muur gehaald en nu mee naar huis
genomen, waar ik hem een goede plaats zal geven. Maar eerst nog wil ik dat u
hem te zien krijgt. Want Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld, die nu alle
drie overleden zijn, zullen miljoenen Nederlanders, net als mij, altijd blijven
omringen.
Van Toon heb ik voor mijn huwelijk in 1987 een mooi schilderij gekregen,
fleurige bloemen zijn het. Het hangt in mijn keuken. Niet zo maar, want Toon
ontving zijn goede vrienden niet in zijn salon, maar in de keuken met koffie en
vlaai.
De foto
van de drie is voor mij natuurlijk ook heel emotioneel, want ik groeide met hen
op in mijn vak en ik nam ook afscheid van hen.
Hartaanval
Van Wim
Sonneveld was het wel het meest abrupte. Want de dag voor hij stierf, op 7
maart 1974, belde hij me vanuit het VU-ziekenhuis nog op. Hij was er tien dagen
eerder opgenomen na een hartaanval. Ik had bijna elke dag na zijn opname contact
gehouden met zijn vrienden Friso Wiegersma en Huub
Janssen en hun gevraagd of ik Wim eens kon opzoeken. Maar hij mocht nog niet
zoveel bezoek ontvangen. Een paar dagen voor zijn dood belde ik met Huub
Janssen. "Het gaat nu veel beter met hem", zei deze. "Kan ik hem
nu bezoeken?", vroeg ik. "Nee, dat zal niet mogelijk zijn", zei
Huub.
"Kun je dan vragen of Wim me op de krant belt?" vroeg ik. "Ik ga
vanmiddag naar hem toe", zei Huub, "ik zal het doorgeven."
AMSTERDAM
- Met nog drie Privé Pagina's neem ik deze week afscheid van u. Dat doe ik met
enige verhalen die ik nooit vergeten zal. Gebeurtenissen die grote indruk op
mij maakten en die soms een bijzonder tijdsbeeld tonen. Vandaag het verhaal
achter een van de meest unieke foto's die wij publiceerden in die 44 jaar. Een
foto die niet zomaar vanzelf tot stand kwam, maar waar tientallen telefoontjes
aan voorafgingen. Het was de exclusieve hereniging van WIM SONNEVELD, TOON
HERMANS en WIM KAN.
"'Haal
het doek maar op' zong WIM SONNEVELD in zijn laatste show in CARRÉ. Ik zie hem
weer voor me. Een slanke, elegante man, vrolijk dansend in gekleurd licht en op
blije muziek. In een goed gesneden pak met een tinteling in de blauwe ogen van
verheugenis", aldus Toon Hermans, "om het werk dat hij mag doen. Ik
hoor de stem van een persoonlijk timbre, dat zich soepel buigt in sterk
gezongen zinnen. Dan eens teder en klein, dan weer droef, stil mijmerend. Ik
zie een dolle fratsenmaker, die zich vermomt en clown speelt en de dwaas."
Het is
een beeld dat me altijd bij zal blijven, ook nu het doek zakt voor mijn
journalistieke carričre en ik nog drie dagen wil schrijven over enige
onvergetelijke en emotionele momenten.
Deze korte serie open ik graag met een van de meeste bijzondere foto's die ik
de afgelopen tientallen jaren op deze pagina afdrukte.
Tijdsbeeld
Het is
meer dan een foto van 'de grote drie' samen: TOON, WIM KAN EN WIM SONNEVELD.
Het is een tijdsbeeld geworden, een beeld waar je met weemoed naar kijkt, want
daar zijn die mannen met zo'n stijl, persoonlijkheid, werkdrift, discipline en
creativiteit, die elk publiek wisten te bereiken en veroveren.
Natuurlijk, heb je nu HERMAN VAN VEEN, KAREL DE ROOY en PETER DE JONG (Mini en
Maxi), PAUL VAN VLIET, al treedt die alleen nog op voor Unicef, en WILLEM
NIJHOLT. Allemaal grote sterren, die echter allemaal geďnspireerd werden door
Toon, Wim Kan en Wim Sonneveld.
Het
maken van die foto, niet zo lang voordat Wim Sonneveld op 8 maart 1974 aan een
hartaanval stierf, was niet eenvoudig geweest. Sonneveld stond immers in CARRÉ
en ik wilde dat de foto daar gemaakt zou worden. Maar sterren hebben altijd
grote ego's. Toon zei: "Ik ontvang ze wel thuis." Wim Kan had er ook
niet zoveel zin in en zei: "Laat ze maar naar mij komen in het
theater."
Maar na tientallen telefoontjes was het eindelijk zover. Echter, op de avond
dat de unieke fotosessie op het toneel van CARRÉ zou plaatshebben, liet WIM KAN
het ineens afweten. Er was die avond een Europacupvoetbalwedstrijd op tv en Wim
Kan, die toch al niet van autorijden hield, bleef thuis.
Maar ik gaf niet op. Een week later kon Wim Kan wel en kwam hij met Corry Vonk
naar theater CARRÉ.
Het was zeven uur 's avonds. Een uur later zou het doek opgaan voor Wims show
in een uitverkochte zaal.
We liepen naar het toneel. Het brandscherm en het gordijn gingen omhoog en voor
het eerst poseerden de Grote Drie samen op het toneel van CARRÉ.
Velen
hadden in het verleden al eens geprobeerd hen bij elkaar te brengen, maar dat
was nooit gelukt. Lange tijd is er ook een conflict geweest tussen Wim
Sonneveld en Toon Hermans. Wim had in een interview gezegd dat Toon een toch
wel carnavaleske komiek was en dat wilde Hermans hem niet zomaar vergeven.
Toon
nam het Sonneveld op zijn beurt kwalijk dat hij hem imiteerde door ook met een one-man-show te beginnen.
Ze bleven
wel altijd belangstelling voor elkaar houden. Als ik bij Toon thuis was, vroeg
hij me altijd honderduit over Sonneveld. En als ik bij Sonneveld koffie dronk
in zijn Amsterdamse grachtenhuis wilde hij alles over Toon weten.
Maar de
spanningen bleven. Eenmaal leidde dat tot een uitbarsting. Sonneveld wilde in
Nijmegen, waar Toon die avond speelde, een musicus opzoeken die in die tijd bij
Hermans speelde. De deur van Toons kleedkamer stond open en hij was zich aan
het schminken. Toen hij op de gang de stem van Sonneveld hoorde, gooide hij met
een enorme klap de deur keihard dicht.
Sonneveld maakte tenslotte een einde aan die ruzie door toen hij in Maastricht
optrad, waar Toon toen in de sfeervolle Stokstraat woonde, hem uit te nodigen
voor zijn voorstelling. Toon zei me toen: "Ik heb de show van Sonneveld
gezien en ik heb genoten. Ik had Wim zeker in tien jaar niet zien optreden (zo
waren de verhoudingen, ja) maar als je die man ziet, denk je: ja, die kent zijn
vak. Dat heb ik hem ook na afloop gezegd en ik nodigde hem meteen uit mee naar
mijn huis te gaan."
Later
zou diezelfde Toon Sonneveld eren met een in memoriam-artikel voor mij. Enige
tijd nadat de foto van de grote drie gemaakt werd stierf Wim Sonneveld aan een
hartaanval in het Amsterdamse VU-ziekenhuis. Dat is nu 28 jaar geleden. Het was
op het toneel van CARRÉ de laatste keer dat deze drie mannen elkaar samen
zouden zien.
Ik
koester die foto dan ook. Hij hing de afgelopen, bijna, 30 jaar in mijn
werkkamer. Voorzichtig heb ik hem van de muur gehaald en nu mee naar huis
genomen, waar ik hem een goede plaats zal geven. Maar eerst nog wil ik dat u
hem te zien krijgt. Want Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld, die nu alle
drie overleden zijn, zullen miljoenen Nederlanders, net als mij, altijd blijven
omringen.
Van Toon heb ik voor mijn huwelijk in 1987 een mooi schilderij gekregen,
fleurige bloemen zijn het. Het hangt in mijn keuken. Niet zo maar, want Toon
ontving zijn goede vrienden niet in zijn salon, maar in de keuken met koffie en
vlaai.
De foto
van de drie is voor mij natuurlijk ook heel emotioneel, want ik groeide met hen
op in mijn vak en ik nam ook afscheid van hen.
Hartaanval
Van Wim
Sonneveld was het wel het meest abrupte. Want de dag voor hij stierf, op 7
maart 1974, belde hij me vanuit het VU-ziekenhuis nog op. Hij was er tien dagen
eerder opgenomen na een hartaanval. Ik had bijna elke dag na zijn opname
contact gehouden met zijn vrienden Friso Wiegersma en
Huub Janssen en hun gevraagd of ik Wim eens kon opzoeken. Maar hij mocht nog
niet zoveel bezoek ontvangen. Een paar dagen voor zijn dood belde ik met Huub
Janssen. "Het gaat nu veel beter met hem", zei deze. "Kan ik hem
nu bezoeken?", vroeg ik. "Nee, dat zal niet mogelijk zijn", zei
Huub.
"Kun je dan vragen of Wim me op de krant belt?" vroeg ik. "Ik ga
vanmiddag naar hem toe", zei Huub, "ik zal het doorgeven."
Die middag ging de telefoon op de krant. Het was Wim Sonneveld. "Dag
Henk", zei hij. "Ik moet je toch even bellen." Ik was natuurlijk
blij. Een primeur. Wat een verhaal.
Op 8 maart verscheen ons gesprek op mijn pagina Privé in De Telegraaf. Er stond
boven 'Het eerste exclusieve interview met Wim Sonneveld na zijn hartaanval.'
En de kop luidde: 'Als je zo dicht bij de dood bent geweest, ga je je leven wel
veranderen.'
Sonneveld
zei in dit gesprek onder meer: "Ik ben nog nooit zo dicht bij de dood
geweest als die dag, nu een paar weken geleden. En dat heeft enorme invloed op
je. Ik ga mijn levensstijl nu toch veranderen. Ik heb gemerkt, dat ik tot nu
toe alles gedaan heb voor mijn werk, mijn populariteit en mijn carričre. Ik
jaagde mezelf maar achterna; dan moest ik dit, dan moest ik dat. Ik was altijd
bezig en ontspannen kon ik me niet. Ontspannen was voor mij toch iets
ondernemen. Ik zal nu moeten leren dat elke seconde van het leven er één is. Ik
zal moeten leren leven."
En hij
vervolgde: "Het is mooi carričre te maken en populair te zijn, maar zoals
de dokter het me zegt: 'Je bent wel je hart vergeten'. Dit werk brengt
vanzelfsprekend spanningen met zich mee. Zonder die spanningen kun je geen
carričre opbouwen. En daarbij heb ik nooit de tijd en zelfs de rust gekend om
aan mijn eigen gezondheid te denken. Ik heb gewoon veel te veel willen doen in
mijn leven. Ik heb nooit echt afstand kunnen nemen. Hoe vreemd het ook klinkt.
Eigenlijk ben ik blij, dat ik nu deze inzinking heb gehad. Het is een keiharde
waarschuwing voor me: een teken dat ik te veel van mezelf heb gevraagd en dat
het nu tijd wordt aan mijzelf te denken."
Het
zijn woorden die, nu 28 jaar later, mensen die alleen bezig zijn met de
succesrace wakker kunnen schudden. Wim houdt er ook vandaag de dag nog velen
van ons een spiegel mee voor!
Die ochtend van de achtste maart prijkte dat interview paginagroot in De
Telegraaf.
Om
halftien die ochtend ging de telefoon bij mij op de krant. Een vrouw huilde en
zei snikkend: "Hij is dood, Wim is dood." Meer kon ze niet zeggen. Ze
hing op. Zeker een hysterisch mens dacht ik. Het ging toch goed met Wim? Toch
belde ik meteen mijn manager John de Crane. "Iemand belt dat Wim dood
is", zei ik. "Onzin zei hij, je schrijft toch zelf dat het zo goed
met hem gaat." "Ja", zei ik.
Voor
alle zekerheid belde ik toch nog met Wims vriend Huub Janssen. "Wim is
zojuist gestorven", zei hij. Ik kon geen woord meer uitbrengen, werd
duizelig en bleek. De chef-nieuwsdienst, Hans van der Kolk, zag dat ik ven
streek was. "Hij is dood, Sonneveld", zei ik. "Loop even naar
buiten", zei hij, "je ziet zo wit". Ik schudde het hoofd.
"Oké", zei hij, "Maak dan meteen een nieuw verhaal voor de
middageditie, maar ik moet het wel binnen een uur hebben."
Nu
jaren later valt het me op hoe moe Sonneveld er op deze foto, die voor zijn
show begon werd gemaakt, er toen uitzag.
Het is voor zijn goede vrienden ook een raadsel hoe hij die laatste show met
Willem Nijholt en Corrie van Gorp nog heeft kunnen maken.
Als hij
na een dansnummer het toneel af kwam was hij doodmoe en stond hij tussen de
coulissen te hijgen, omdat hij bijna geen lucht meer kreeg. Dan straalden de
ogen in het geschminkte gezicht nog maar weinig leven uit
Dat
was me al opgevallen toen ik hem na afloop van de voorstelling de krant kwam
brengen met daarin de foto die u nu op deze pagina ziet. Hij zag er niet alleen
doodmoe, maar ook slecht uit. Hij zei me toen heel vertrouwelijk: "Henk,
niemand ziet het aan me, maar ik ben echt een en al zenuwen. De angst om tekort
te schieten en van je voetstuk te kunnen lazeren, benauwt me steeds meer. Dan
krijg ik voor de show ineens een soort verlammende angst dat toneel op te gaan.
Het is me de laatste tijd wel eens overkomen dat ik de kleedkamers langs liep
en zei: 'Mensen ik heb zo'n druk op mijn borst, het lijkt wel of ik doodga, ik
kan niet optreden'. En bij de vierde kleedkamerdeur zei ik dan: 'Nou en. Zal ik
straks doodvallen. Beter daar op dat toneel, dan alleen in je kleedkamer of
ergens langs de gracht."
Hij
wilde alleen nog maar rust.
Toch wilde hij per se een eigen speelfilm maken, Op de Hollandse toer. Het was
van hem een poging om na die vermoeiende one-man-shows
te trachten een nieuwe carričre op te bouwen. Eenmaal per jaar een film maken
leek hem wel iets. Dan kon hij het verder rustig aan doen.
Ruim drie maanden voor zijn dood - op 7 december 1973 - had ik met hem nog een
gesprek over zijn film die toen zou uitkomen. "Ik hoop echt dat de film
een succes wordt", zei Wim.
Twee weken later kwam de ontgoocheling. De film werd gekraakt. Natuurlijk ben
ik voor persvrijheid, maar wat men Sonneveld toen heeft aangedaan, ging te ver.
Men veroordeelde hem op een film, men hield totaal geen rekening met de
persoonlijkheid van de man die miljoenen Nederlanders jarenlang topamusement
had gegeven. Elk greintje respect ontbrak. Men leek er genoegen in te scheppen
Sonneveld zo te 'killen'.
Flop
Ik
kreeg in die periode nog een briefje van hem.
"Beste
Henk,
Ik lees dat mijn film een flop is. Maar hij loopt toch al een week of vijf in
twee theaters. En ik hoor dat het publiek zich amuseert. Waarom moet men mij
toch zo aanvallen? Ik begrijp niet waarom je in Nederland onmiddellijk gestraft
wordt als je, zoals ik, gewoon pretentieloos amusement zonder soesa wilt
brengen. Is dat iets dat niet meer mag? Dat wilde ik toch even zeggen."
Toon
Hermans vatte het in de dagen na Wims dood kort en krachtig samen: "Die
slechte kritieken hebben Wim vermoord." "De film was afgeslacht. De
schrik sloeg me om het hart. Ik wist hoe overgevoelig Wim was en hoe hard
zoiets kan aankomen. Ik schreef hem onmiddellijk: 'Wim, vergeet die film en
vergeet alles wat ze ervan zeggen, laat het hele gebeuren als een glas uit je
handen vallen, zie niet om naar de scherven, en koop een ander glas. Je hebt
zoveel moois gedaan en zoveel succes gehad'."
Maar
het kwaad was al geschied. Hermans herhaalde: "Die kritieken hebben hem
kapotgemaakt!"
HENK VAN GELDER In het morsige bedje ligt een
man met een kater en een rossig ringbaardje. Dat moet dus een kunstenaar zijn.
Moeizaam richt hij zich op en kijkt om zich heen naar de sporen van
het feest van de vorige avond: overal slingers, serpentines
en een afwas om depressief van te worden. In zijn kamerjas loopt hij naar het
aanrecht om halfhartig aan de vaat te beginnen.
Maar al snel geeft hij het op. Dan gaat hem echter een licht op. Hij grijpt in
de klei op zijn draaischijf en boetseert vliegensvlug
een cartooneske eend, die prompt tot leven komt. En pling!
- daar is ook een pak Pril. Nu verdwijnt de vaat als sneeuw voor
de zon. Zelfs de theedoek die onze kunstenaar nog vragend ophoudt, is niet meer
nodig. ,,Pril entspannt'', zegt een stem buiten
beeld.
Het
reclamefilmpje dateert uit 1953 en werd volgens de titelrol vervaardigd door de
Dollywood-studio van producent Joop Geesink. Het was
bestemd voor de Duitse markt en werd in Nederland nooit eerder in het openbaar
vertoond. Pas komende zondag is het hier voor het eerst te zien, in het Tuschinski-theater in Amsterdam, als toegift bij de hervertoning van de film Het wonderlijke leven van Willem
Parel (1955) naar aanleiding van de 25ste sterfdag van Wim Sonneveld.
Die
anonieme man op het artistieke zolderkamertje, die geen woord zegt maar wel
alle bijbehorende gelaatsuitdrukkingen ten beste geeft, is Wim Sonneveld. Hij
is niet om zijn bekendheid gekozen, want in Duitsland wist natuurlijk niemand
wie hij was. Geesink had hem gewoon ingehuurd als model. Eén dagje studio, zo
te zien, dat ongetwijfeld behoorlijk werd betaald. Sonneveld was destijds een
cabaretier voor een beperkt publiek, die wel een extra centje kon gebruiken.
,,Ik
heb in mijn carričre af en toe reclame gemaakt'', schreef hij in 1973 in een
onlangs door het maandblad Onze Taal gepubliceerde brief aan de fabrikant van
Luxaflex, ,,en het zal u misschien verwonderen dat ik daar bedragen van 50.000
tot 200.000 gulden voor heb ontvangen.''
Maar ook voor kleinere bedragen haalde Sonneveld zijn neus niet op. Al in de
jaren vijftig verwerkte hij tegen betaling reclame in zijn cabaretprogramma's
(onder meer voor Sola-bestek) en in de jaren zestig
was het geen toeval dat hij Margootje in het gelijknamige liedje 'in zó'n klein
Peugeootje' liet rijden. Sonneveld was in die tijd
trouwens niet de enige; ook zijn collega Wim Kan verwerkte desgewenst graag
enige sluikreclame in zijn voorstellingen.
Rudi Carrell schreef in zijn memoires dat twee heren
van een reclamebureau hem in 1963 tijdens een etentje in hotel Americain in
Amsterdam vroegen om te poseren in een advertentie voor Vokol-overhemden.
Naar zijn zeggen reageerde Carrell verontwaardigd op
dit verzoek: ,,Ik heb nog nooit reclame gemaakt en zal er ook nooit aan
beginnen.'' Zelfs de tegenwerping dat Wim Sonneveld ook al voor Vokol had geposeerd, wist de showman niet te vermurwen. Tot
één van de twee heren opmerkte dat er 50.000 gulden voor kon worden betaald.
,,Akkoord,'' zei Carrell toen.
Eén keer
kreeg Sonneveld echter met het omgekeerde te maken. In een nummer over een
huwelijkse twist had hij het woord 'luxaflex' gebruikt als soortnaam. De
fabrikant protesteerde. Verbaasd schreef
de cabaretier terug dat 'luxaflex' een ingeburgerd woord was geworden en
verwees naar 'de hele moderne wereld van deze mensen'. Daar kon Luxaflex toch
geen bezwaar tegen hebben? ,,Of het moest zijn dat de firmanten vinden dat er
zich achter hun Luxaflex geen huwelijksdramaatje mag afspelen. Er zullen wel
ergere en ook spannendere dingen gedaan worden achter een Luxaflex.'' De
geschiedenis vermeldt niet of zijn brief nog werd beantwoord.
Uit "Mies en Scene" (1966) Vraaggesprek.
Mies:
"Wat hing er vroeger boven je bed?"
Wim:
"O, dat is een leuke vraag. Vroeger Mies, je weet ik ben de zoon van een
kruidenier en mijn vader was ook timmerman, en die had voor mij een bedstee
getimmerd. Voor mijn broer en mij. M'n broertje.......waar lach je om?
Mies:
"Eh...nee...verwarring in de zaal....."
Wim:
"O, goed. Ik sliep op zolder onder een schuin dak en daar had m'n vader
een bedstee van gemaakt, heel leuk, en in die bedstee daar hing een gedichtje
van de geneeskundige dienst, want in de tijd dat ik op de lagere school was,
moesten wij nog naar eh......moesten wij nog met de netenkam bewerkt
worden.....Het spijt me, maar zo is het. Daar hing een gedichtje en dat ging
zo:
's
Avonds voor ik slapen ga
Moet ik voor mijn bed gaan staan
Langs m'n neus m'n vinger leggen
En dan tot mijzelve zeggen:
Jongen, jongen, opgepast
Slaap vannacht niet al te vast
Wordt wakker als je wateren moet
Spring uit bed met grote spoed
Het laken blijft dan helder rein
Mama zal tevreden zijn."
.....applaus........