De jongens (Simon Carmiggelt)


Mijn dochtertje is vandaag getrouwd en dat vieren we.
Ze is pas eenentwintig. Ja, ze trouwen vroeg tegenwoordig.
Kijk, hier heb ik nog een fotootje van mijn dochter. Da´s anderhalf jaar terug. Oorspronkelijk zat er nog een knul aan mijn dochter vast, maar die heb ik er vanaf geknipt. Maar dat was een bevlieging van zeer tijdelijke aard. En waarom zou je nou met zo´n snotneus op je borst blijven rondlopen, nietwaar? Dat heeft geen betekenis. Dus nam ik de schaar en knip, knip, daar ging Pim. Verdomd hij heette Pim!
Als een meid getrouwd is, dan is zo´n meid geen kind meer, dan is zo´n meid ineens een méns geworden. En als je als vader zijnde zonder te veel narigheid je dochtertje hebt opgekweekt tot mens, dan mag je als vader zijnde wel effe op die mijlpaal plaats nemen, een zucht van verlichting slaken en een saffie opsteken. Want wat is een kind? Ik zeg altijd: ´Een kind... Kijk eens, we staan er borg voor. Als je kind iets overkomt, is het jouw schuld. Altijd. ´Want als opvoeder faal je´. Trouwens, wat is een opvoeder? Een opvoeder is een stakker die in het duister tast. Mijn vader, hij ruste in vrede, maar mijn vader was een man met een paar harde handen. Die legde heus niet z´n oor op je zieltje te luisteren. Een hengst voor je harses kon je krijgen. En zo ben ik dan opgegroeid tot iemand met vrije levensprincipes.
Multatuli heb al gezegd: ´Kind, als ik me erop voorsta dat ik je vader ben, spuw mij dan in mijn gelaat.´ En daar had Multatuli gelijk in. Toen het puntje bij het paaltje kwam, had Multatuli zijn eigen zoontje aardig verprutst. Maar ja, op papier wist-ie het wijs te zeggen. En daar gaat het maar om bij dit soort schrijvers, nietwaar?
Dus wat heb ik gedaan? Ik heb mijn dochtertje vrij opgevoed. Niet als een boeman, maar ik heb mijn dochtertje opgevoed als een vrind. Ik heb d´r opgevoed als een gelijke. En dan moeten jullie toch eens iets zeggen over die moderne opvoeding.
Ik vroeg en vertelde mijn ouders niks, maar ik deed wat ze zeiden. En zo´n modern kind vertelt je alles, maar doet nooit wat je zegt. In het begin is het nog geen doodwond, maar ja, zo´n meid groeit op en dan komen de jongens. De natuur moet z´n loop hebben, dat ken ik billijken. Ik weet het nog goed. Ze was veertien. Toen komt ze thuis met een knul van achttien. Oh, ik zag het zo: een gluiperd van het zuiverste water. Ene Harrie. Ik droom nog wel eens van ´m als ik zwaar getafeld heb.
Maar ja, wat doe je in de moderne opvoeding? Je zegt niet tegen je eigen dochtertje: ´Meid, ga uit m´n ogen met dat stuk verdriet!´ Maar je haalt die kwal binnen of het Sinterklaas is.
Oh, die Harrie. Hij was er altijd. En hij moest ook altijd mee-eten. En dan was-ie zo gedienstig, weet je wel, zo glijerig. Hij kon alles zo lekker aangeven. Het zout en de jus en de aardappels... Baah! Ik dacht als dát mijn schoonzoon moet worden, dan verhang ik me op een mooie zondagmorgen in het Amsterdamse Bos. Maar goed, in het begin heb je nog enige invloed, want dan gaat zo´n meid aan je vragen: ´Pa, hoe vind je Harrie? En ik, heel link, ik begon Harrie te prijzen. Ik prees hem regelrecht het graf in. Dat-ie zo gedienstig was en dat-ie alles zo lekker kon aangeven... En zo zaagde ik indirect de poten onder zijn stoel vandaan. Binnen de maand had ik hem plat. Dag, Harrie!
Maar ja... Harrie gaat, Piet komt. Piet gaat, Kees komt. Kees gaat, Nikkie komt. En allemaal mee-eten! Oh, ik heb wat voedsel verstrekt aan die knapen. Maar ja, je denkt ook bij je eigen: rekken en erbij blijven. Als ze vandaag of morgen getrouwd is, dan mot ze het zelf maar weten, dan ken ik er ook niks meer an doen.
Nou, en dat heb ik dan vandaag bereikt. Die knul waarmee ze vanmorgen naar het stadhuis gegaan is, dat is geen kwaaie jongen, hoor. Een beetje een sufferd. Hij helpt bij het afwassen!

Naar Wim Sonneveld

Meer teksten