Stalmeester - Wim Sonneveld (michel van der plas)










Het gewone volk vraagt zich natuurlijk wel eens af: wat doet zo'n stalmeester nu eigenlijk, de godganselijke dag?
Het schijnt dat men daar de merkwaardigste voorstellingen van heeft.
Men denkt bijvoorbeeld dat een stalmeester zich in de Koninklijke Stallen ophoudt. Nou ja, kijk, dat doe ik natuurlijk niet. Daar heb ik mijn stallenjongens voor in Den Haag. En inderdaad staan daar de paarden en de voertuigen; Van de gouwe koets tot de rode Ferrari. En daar ben ik zeker wel meester over, maar dan bovenmeester, als men begrijpt wat ik bedoel.

Traedities moeten er zijn, zeg ik altijd maar. D'r is al genoeg waardevols naar de kloten gegaan, de laatste jaren.
Neem Prinsjesdag. Wat hadden we vroeger: een stoet van een koets of zeven, acht negen, en behoorlijk bereden, ik bedoel: met goed aangekleed paardevolk d'rop en d'ran; En wat heb je nou? Een armzalig rijtuigje achter 't gouwe span en dan heb je 't gehad. 't Ontbreek er nog maar aan dat ze Hare Majesteit met een taxi naar de Ridderzaal laten rijen. Versobering noemen ze dat. Ja, aan mijn hoela.

En 't is van A tot Z fout. Want wat wil het gewone volk? Tradities.
Neem nou die alleraardigste ceremonie van 't eerste kievitseitje. Dat was toch elk jaar weer een verrekt aardig gebeuren. Meestal op een dag rond eind Maart begin April, dat was iets waar ik en de Konegin altijd naar uitkeken. Je kon in die dagen opeens iemand horen vragen: "Is 't eitje er al?" En als het dan kwam, dan was dat voor mij en de Konegin, en de prins, en allemaal een hele opluchting. Je zag de vinder dan aankomen, meestal zo'n eenvoudige polderjongen, in z'n beste kleren zak maar zeggen, en met z'n hele famielje, ook allemaal opgedoft. En dan 't eitje in 't mandje. En dan de burgemeester erbij meestal van een of ander gat in Friesland, dus vaak zo'n rooie rakker nietwaar? Maar toch alles tezamen een verrekt schilderachtig geheel, dat stel boerenkinkels in deze ambiance.

D'r zijn mensen die niet van kievitseieren houden. Ieder z'n smaak; maar wat mij betreft: ik mag er graag een stelletje van verorberen. Want ook hier is er weer iets moois naar de verdommenis gegaan. 't Wordt zo langzamerhand een kale boel in dit land. En als je dan ziet wat zo'n eitje vandaag de dag in een restaurant moet kosten, dan zeg ik: Geef ze aan een paar mensen die ze tenminste weten te waarderen en er nog iets meer in zien dan een dure versnapering.

Dat wil het gewone volk. De franje van Oranje noem ik dat. 't Vertoon van de Kroon. De eis van 't paleis.
Het bewijs krijg je er elk jaar maar weer van op de dertigste April. Dan komen ze met zijn allen opzetten. Ik sta dan altijd zo'n beetje opzij van 't bordes met het defile, achter een conifeer. Men ziet mij niet maar ik ben er toch, en zo hoort het ook. Ik zorg er dan voor dat de zaak gladjes verloopt. Die bloemen op de trejen, dat levert geen bezwaren op. 't Is meer wat ze de Konegin zo allemaal komen aanbieden

En d'r wordt wat aangedragen. Kijk, en dan gaat het erom dat je Hare Majesteit discreet ontlast, niet waar?
Van zo'n reuzenkoek uit de een of andere achterhoek van dit land. Dat is dan aanpakken en even tussen je tanden sissen: "Kniksje maken, achteruit de trap af en wegwezen", en dan zelf even de geschenken ongemerkt achter de rododendrons sodemieteren. 't Is natuurlijk vanzelfsprekend dat Majesteit niet alles hoogstpersoonlijk kan nuttigen, want dan zou het dagelijks koek eten zijn tot diep in de zomer

Wij nemen dus wel wat mee naar huis. En wat de andere cadeautjes betreft: Alles wordt bewaard; Alle zelfgeborduurde wandkleedjes en molens-van-lucifersstokjes en wat er verder aan goedbedoelde rotzooi wordt aangeboden. Dat staat allemaal keurig op rekken bij elkaar, met kaartjes erbij van wie het is en met name ook wat het voorstelt, en da's wel nodig, want er wordt wat afgeknutseld in dit land

Maar het mooiste is toch Kerstmis. Eerst op Soestdijk onder elkaar. De mensen vragen me dan vaak: hoe viert de koninklijke familie de kerstdagen. Ik wil graag eens een tipje van de sluier oplichten. De Konegin viert Kerstmis op twee dagen, nl. zowel de eerste als de tweede kerstdag, op 25 en 26 december. In de grote kamer van Soestdijk staat dan een kerstboom. De famielje gebruikt op elk van deze dagen drie maaltijden: een feestelijk ontbijt, een stemmige lichte lunch en een wat uitgebreid diner. Het is misschien wel aardig om te vertellen dat de tafel voor deze gelegenheid versierd is met hier en daar een rood lint en een paar kandelaars met brandende kaarsen. Ik geloof dat ik ook wel mag verklappen dat het dan gezellig warm is, temeer daar er een open haardvuur brandt dat - ik meen dat wel te kunnen prijsgeven - beurtelings door de prins en zijn schoonzoons af en toe van een vers houtblok wordt voorzien

Wat onze kleinste Koninklijke Hoogheden betreft durf ik te verklaren dat deze bijzondere belangstelling vertonen voor de lichtjes. En de famielje heeft de toch wel verrekt aardige gewoonte ingevoerd dat elk prinsje af en toe een kaarsje mag uitblazen.

Maar 't mooiste is toch wel enkele dagen tevoren de gezamenlijke viering met 't hele hof. Daar kijk ik al lang tevoren naar uit
'k Was van de zomer voor een kort vakantieverblijf op Corsica, ik had gezwommen en ik loop naar het strand terug en ineens stae ik stil, met het water van de Middellandse Zee klotsend tegen mijn kuiten, en verdomd als het niet waar is maar ik zeg tegen mijn vrouw: "Ik denk al aan de Kerst op Soestdijk; Was het maar vast Advent."

Maar het is dan ook altijd weer ontroerend: Als de Konegin gewoon zelf rondgaat met de chocolademelk. En alles staat daar dan toch maar bij elkaar, tot de gewone stallenjongens toe, en zelfs een exemplaar d'r bij van wat men tegenwoordig onze bruine medemens noemt. En de konegin gaat daar dan met de chocola tussen rond. En praat gewoon met iedereen. Over koetjes en kalfjes. En natuurlijk ook over de os en de ezel. En 't is geen gewone chocola, maar bijzondere: uit de beste grondstoffen vervaardigd, volgens een oud-vaderlands recept. Een echt koninklijke drank. En daar mag ik dan graag een vel op zien. Een koninklijk vel. Ik schaam me er niet voor het te vertellen: 't vorig jaar heb ik dat vel uit mijn beker bewaard. En het laten inlijsten. 't Hangt nu thuis boven een trumeau in de hal. En elke keer als ik er langs kom, dan gaat er iets door me heen. Dan denk ik: verdomme, het leven is nog waard om geleefd te worden. En zo is het dan ook op die avond in het paleis. Allemaal door elkaar. Heel gewoon en menselijk. En zo is het goed, en zo moet het blijven, - eens per jaar!



Naar Wim Sonneveld Meer teksten