"LIED VAN VERLANGEN"

VAN FRISO WIEGERSMA

 


Oorspr. titel: STÄNDCHEN" (Leise flehen meine Lieder)
tekst: L. Rellstab / muziek: F. Schubert (1828)
© 2001 - tekst: Friso Wiegersma


Fluisterend klinkt het lied van verlangen
O, het is al zo oud.
O, zo vreselijk oud
Eva die toen die appel zag hangen
Heeft er al op vertrouwd
Dat heeft haar lelijk berouwd

Door dat lied dat nooit zal zwijgen
Loopt er een vrouw of man
Weer met datzelfde plan
Om datgene toch te krijgen
Wat 'ie niet krijgen kan
Daar komt die rotzooi van

Zeg nou maar niet: "Ik heb geen verlangen,
Ik heb al wat ik wou"
Nou, vergeet het maar gauw
Iets kan ineens je keel uit gaan hangen
Je baan, je leven, je vrouw
Ondanks de huwelijkse trouw

En dan spits jij ook je oren
Als het verlangen zingt
Diep in je hersens dringt
Om die dromen maar te horen
Waar het je mee verblindt
Als een onmondig kind

Zou het einde van dit lied zijn:
Mensen zijn zo dom?
Nou, dan zou ik een hypocriet zijn
En dat wil ik zeker niet zijn
Want ik doe net zo stom
Ja, ik doe net zo stom

Ik doe net zo stom


Naar Wim Sonneveld en Friso Wiegersma