Biografie van Hendrik WIEGERSMA

 


 

Het geslacht Wiegersma stamt uit Friesland en de grootvader van Friso, Jacob werd op 6 mei 1863 in Surhuisterveen geboren. Hij ging naar Utrecht om medicijnen te studeren en studeerde daar in 1889 af. In datzelfde jaar trouwde hij met Elisabeth Josephina Maria Blancke die op 16 juli 1964 te Culemburg was geboren.
Deze Betsy was een knappe donkere vrouw met Italiaans bloed in de aderen, volgens andere biografieën was haar grootmoeder een dochter van de familie Cavalini uit Napels. In werkelijkheid was haar grootmoeder, Jacoba Maria, weliswaar een Cavalini, maar ze was gewoon in Amsterdam geboren en haar ouders ook. Ze was echter wel katholiek en de doopsgezinde Jacob liet zich om harentwille bekeren, zodat ze konden trouwen.

Jacob en Betsy gingen op 19 juli in Lith wonen, een dorpje aan de Maas, eerst op de Litherdijk nummer 25, later schoven ze op naar nummer 24. Ze kregen negen kinderen, eerst dochter Henriette en een jaar later, op 7 oktober 1891 werd Hendrik Joseph Marie geboren. Na hem volgden nog vijf zussen en twee broertjes, Jacob en Gerrit. Vader was dokter en zoals de traditie wilde, zou Henk dat ook worden. Hij bezocht de lagere school van Lith en Oss en had een vrij normaal leven tot zijn moeder stierf. Vader Jacob was radeloos van verdriet en niet van zins om zijn geliefde vrouw af te staan aan gemeentegrond. Henk kende zijn vader en opende in het holst van de nacht de kist van zijn moeder toen deze nog boven de aarde stond. De kist was gevuld met keien, Jacob had zijn vrouw in het geheim in de tuin begraven.
Henk was twaalf jaar en hoewel vader een ongetrouwde vrouw in huis haalde om het huishouden te doen en voor de kinderen te zorgen, moest hij toch intern in een kostschool. Bij het Canisius college in Nijmegen liep hij echter weg en ook in Rolduc, bij Kerkrade in Limburg kon hij niet aarden. Hij had een eigen wil en liet zich niet vormen; aan de andere kant had hij ook een visie en doorzettingsvermogen waardoor hij zich niet van zijn gekozen toekomst liet afhouden. Als extraneus deed hij uiteindelijk toch eindexamen HBS.

Inmiddels was vader Jacob op 16 mei 1905 in het huwelijk getreden met de ongetrouwde huishoudster Anna Daniels. De laatste was door de pastoor overgehaald om met die arme weduwnaar te trouwen, hetgeen een hoogst ongelukkig huwelijk werd. Niet voor de kinderen echter, zij waren dol op moeder Anna. Anna was overigens de peettante van Petronella Daniels, die haar tante regelmatig kwam opzoeken in Lith en zo Henk goed leerde kennen.

In september 1910 vertrok Henk naar Utrecht om daar medicijnen te studeren. In zijn vrije tijd roeide hij ook bij Triton, maar later zag Friso zijn vader zelden iets sportiefs meer zien doen, tenzij het rondscheuren in auto's als zodanig betiteld kon worden.
Henk bleef Nel, het vriendinnetje uit zijn jeugd, trouw en op 17 februari 1914 verloofden ze zich, maar het huwelijk moest wachten tot het artsenexamen dat hij in januari 1917 aflegde. Die tijd was vol romantiek, hetgeen Henk "een onstilbaar verlangen" noemde. Zo had hij zijn vader toestemming gevraagd om met Nel een wekenlange zeiltocht te mogen maken over de Maas. Zijn vader nam uiteraard aan dat er van alles zou gebeuren, maar zoon Henk kon dit fier ontkennen.
"De liefde, de caritas, het verlangen, bevrijd van zinnelijk begeren, deze vorm van extase, die zichzelve verkwist, schijnt dood, weggevaagd door de amor, de sexus, dierlijke zucht tot zelfbehoud."

Henk vertrok in maart 1917 naar Deurne en oefende zijn praktijk aan de Markt uit. Nadat hij op 13 juni met zijn Nel trouwde in Hilversum, alwaar zijn schoonfamilie inmiddels was gaan wonen, gingen ze in de Spoorstraat wonen, waar hij de oude winkel van bakker Bertram overnam.
Deurne, het dorp van Donar, was niet groot en bestond vooral uit boerderijen, een bekende omgeving voor Henk. Hij beschreef Deurne ooit als een heel oud dorp met lage huizen en kromme mensen, lieve boeren en prachtige boerinnen met oeroude eigenschappen van een oud ras. In het dorp was een enorme kindersterfte en hij was er trots op dat hij in tien jaar tijd dat getal met de helft omlaag bracht. Alles was nog erg ouderwets, zo werden de kinderen nog in windselen gelegd. Toen Nel haar eerste kind lekker buiten in de box legde, werd ze door de goegemeente bijna gestenigd.

Vaak waren de mensen ook te arm om de dokter te betalen. Dan werden ze gratis behandeld, of Henk kreeg een ham of een oud meubelstuk. Zo waren er veel zeventiende-eeuwse meubelen naar het arme zuiden gegaan, omdat ze in het westen uit de mode waren geraakt.
Henk ging aanvankelijk op zijn fiets langs de zieken, een racefiets, maar dat ging hem niet snel genoeg, zodat hij al gauw een motor aanschafte, een echte Harley Davidson. Als Nel hem dan aan hoorde komen, zette ze de voor- en achterdeur open, zodat hij meteen door kon rijden naar de achtertuin.

Maar ook de motor was geen lang leven beschoren, Henk was een der eersten in het dorp met een auto, in 1919 kocht hij een Oakland en later een Ford. Al zijn auto's liet hij, als ware het een soort trademark, wit spuiten.
Daarmee scheurde hij rond in het dorp. In 1923 kreeg hij nog een behoorlijk ongeluk, waarbij de boeren hem uit de sloot moesten trekken. Help, de dokter verzuipt.
En Friso herinnerde zich dat hij een keer mee reed in een open auto, waarbij hij er op een hobbelige weg zo uitgeslingerd werd. Hij zag de stofwolk in de verte verdwijnen, maar die kwam na verloop van tijd weer aangevlogen en vader kwakte zijn zoon weer in de auto; luid lachend terwijl zijn zoon wel dood had kunnen zijn.

Het gezin had zich inmiddels uitgebreid. In 1918 werd Jacob Hendrik (Jaap) geboren en in 1920 Pieter. Het werd tijd om uit te zien naar een groter huis en omdat Henk niet enkel qua gedrag en auto wilde opvallen, had hij een opzienbarend plan. Redelijk goedkoop (een cent per vierkante meter) kon hij een stuk land kopen aan de zuidkant van Deurne, daar waar vroeger het Galgenveld was geweest. Een enkele keer vonden de kinderen later nog een schedeltje, maar voor een zoon van de dokter had zoiets weinig griezelwaarde. Hij kende een architect in Helmond, die een fraai huis had gebouwd waar de schrijver Antoon Coolen later ging wonen. Deze Cor Roffelsen kreeg de opdracht om aan de Liesselseweg het grote huis te bouwen, dat de naam De Wieger kreeg, vernoemd naar de bijnaam die Henk toen al in het dorp had.

In 1922 legde de oudste zoon Jaap de eerste steen neer en de Wieger werd gebouwd, een prachtig huis dat meer op een middeleeuws stadhuisje leek met zijn trapgevels, luiken en glas-in-lood-ramen. Naast de voordeur was een ook een aparte ingang voor de praktijk.
Henk plantte zelf de bomen in de tuin en langs het tuinpad en noemde die "De Wiegershof". Het waren bomen met vreemde namen als Liriodendrons en Catalpa's. Met negentiende-eeuwse kruiken werd de nieuwe aanplant verzorgd door de oudste zonen terwijl Henk vertelde over de het land waar deze bomen vandaan kwamen. Ze groeiden voorspoedig op en omzoomden de tuin waardoor deze nog beslotener werd. Deze tuin werd afgesloten door een hoge witte poort, die de kinderen, uitgebreid met de in 1923 geboren Wieger, nooit zonder begeleiding uit mochten. Als de jonge keizer in China hadden ze hun eigen wereld en konden ze enkel glimpen opvatten van de lieden buiten.

Henk had inmiddels de grootste praktijk van Brabant gekregen. Speciaal om de toestromende cliënten te gerieven werd zijn wachtkamer rechtstreeks op een speciale spoorlijn ('het dokterslijntje') met hoge reizigersdichtheid aangesloten. Iedere morgen kwamen er per trein tweehonderd cliënten aan, die vanaf het station te voet naar de praktijk liepen. De politie liet ze aan de poort een voor een naar binnen. Pieter vergeleek de situatie met Lourdes. Volgens Friso had zijn vader zijn succes vooral te danken aan het feit dat hij de mensen goed op hun gemak kon stellen.
Friso: "Hij had een klinische blik. Zodra hij iemand in de ogen keek, kreeg hij een subconscious gevoel van: oh die zou het wel eens aan zijn leven kunnen hebben."
Soms gebruikte hij echter ook ongebruikelijke geneeswijzen, waardoor hij al snel de reputatie van een wonderdokter kreeg.
Friso: "Mijn vader was een intelligente, vrij barokke man. Nu zou je dat excentriek noemen. Dat hoorde natuurlijk bij een kunstenaar en bij dat artistieke milieu, maar hij was het al voor die tijd. Hij had ook een charismatische persoonlijkheid, hetgeen uiteraard heel belangrijk was voor een dokter. Mensen hadden vertrouwen in hem."
Dankzij het excentrieke gedrag kwamen er veel verhalen in de wereld.
Friso: "De helft is niet waar, die verhalen heeft hij ook zelf de wereld ingestuurd."
Zo werd later beschreven dat hij een meisje in een kuil duwde zodat ze weer ging spreken. Ook zou hij bij een pummel die over buikpijn klaagde, gedreigd hebben er een gat bij te schieten. En nadat een meisje van zeventien zwanger bleek te zijn, zou hij de dader, een smeerlap, een briefje op de rug met "Ik ben de bekwaamste kinderverkrachter van de Peel'. Deze ging met een stiletto op de dokter af, maar deze stond al klaar met de dubbelloopsjachtgeweer...
Friso: "Ik geloof niet dat hij zijn patiënten ooit aan zulke bizarre experimenten bloot stelde, maar hij had wel boeken over acupunctuur liggen."
Hetgeen in die tijd absoluut niet gebruikelijk was.

Als dokter leerde Henk de notabelen kennen, waaronder Otto van Rees, een schilder die toen vrij bekend was en vooral het kubisme aanhing. Van Rees woonde nog maar kort op het Klein Kasteel, dat vroeger de residentie van de Heren van Deurne was, om te bekomen van de schrik van een ernstig treinongeluk in de buurt van Parijs waardoor zijn dochtertje Aditya was gestorven. Zoals bij zovelen kunstenaars was er nauwelijks geld en Van Rees legde meteen een moestuin aan.
Toen zijn zoon Jean-Luc ziek werd, toog Henk naar het Klein kasteel. Hij maakte de zoon beter en raakte bevriend met Otto en diens beroemde vrienden Moissi Kogan, Jacques Maritain en Ossip Zadkine.

Over het moment dat de schilder uit de dokter werd geboren, gaan verschillende verhalen. Friso herinnert zich dat vader altijd vertelde dat hij krabbeltjes maakte voor de kinderen waarna Van Rees en Kogan zijn aanleg ontdekten.
Friso: "Maar hij was natuurlijk ook onder de indruk gekomen van het artistieke van die mensen in zijn buurt, en heeft van gewoon gedacht: dat kan ik ook. Zoiets."
Zoon Pieter zei in een interview dat zijn vader een tekening maakte van de zieke zoon en dat Kogan meteen zei dat hij goed kon tekenen en die rottige praktijk moest opgeven.
Henk zelf zegt in een interview dat hij de tekeningen van Kogan en Van Rees zag en prompt uitriep dat hij dat verdikkeme ook kon. Ze gaven hem een potlood en hij maakte een tekening van zijn vrouw Nel, die erbij zat. "Een zielomtrek van mijn geliefde," noemde hij het.

Hoe dan ook, Van Rees zei dat Henk talent had en dat idee sprak hem wel aan. Hij kocht verf en linnen en ging aan de slag. Het was eind 1924.
"Eerst is hij zijn huis gaan opverven, toen liet hij een groot atelier bouwen en toen pakte hij het meteen groot aan. In het begin wilde hij heel graag, maar ging het nog niet zo goed. Dat werk werd erg expressionistisch. Technisch kon hij er natuurlijk niets van," zei Friso later, "Maar hij zette door en heeft het zich heel snel eigen gemaakt. Het hele huis zat onder de olieverf."

Vader Henk was inderdaad vrij fanatiek, hij gebruikte elke vrije minuut om te schilderen; als iemand zich omkleedde, deed hij een paar streken, soms gebruikte hij iemand als model en een patiënt kon na een consult ook onder de vlekken naar buiten komen. Ook de familie ontkomt niet aan zijn schilderlust, in 1929 schildert hij Wieger, Pieter en zijn vader. Drie jaar later volgde een portret van de zevenjarige Friso, een engelachtig jongetje met hele blonde krullen.

Vervolg

Naar Wim Sonneveld en Friso Wiegersma