ROBERT LONG, de persoonlijke biografie
Robert werd te
Utrecht op 22 oktober 1943 geboren als Jan Gerrit Bob Arend Leverman.
Hieronder zijn
eigen verhaal, in zijn eigen bewoordingen, bij elkaar geplukt uit vele
interviews.
ZIJN JEUGD
"Mijn moeder
wist niet beter of ze kon geen kinderen krijgen. Maar opeens kreeg ze mij,
middenin de oorlog, 1943. Ze was toen al 42. Ik weet niet of ze er blij mee
was.
Ze liep weg bij
mijn vader, omdat hij niet zonder vriendinnen kon. In Ederveen bij Veenendaal,
werd ze huishoudster op een boerderij. Ze zal gedacht hebben: ik moet het allemaal
alleen doen, ik zal er een sterk kind van maken. Geen waterleiding, dus hartje
winter wassen bij de pomp.
Ik weet zeker dat
ik al homoseksueel was toen ik drie was. Ik had op de kleuterschool een
vriendje, hij heette Kees, en had blond, sluik half lang haar. Hij is gestorven
aan bloedvergiftiging, want hij was gebeten door een adder. En dat was een
verloren liefde, ik wist alleen niet dat het dat was, want daar was ik
natuurlijk te jong voor.
Op het platteland
heb je veel kans om stiekeme dingen te doen. In donkere schuurtjes speelden we
doktertje. Ook met meisjes, maar ik trok steeds meer naar de jongens toe. Op
m'n achtste rommelde ik met een oudere jongen, dertien jaar, dus duidelijk een
volwassene in mijn ogen.. Ik voelde toen al dat er toch meer moest zijn. Een
keer gaf ik hem een zoen op z'n wang. Niet zo raar doen, zei hij kwaad. We
deden verder alles wat God verboden had, je kon het zo gek niet bedanken, maar
dit was anders, die vond hij pervers.
Van mijn vierde
tot mijn elfde jaar ben ik op een boerderij grootgebracht en daar liep alles
nog lekker vrij rond. Natuurlijk wel begrensd door hekken, maar kippen, koeien
en varkens scharrelden, wroetten en graasden 's zomers, zolang als het weer het
toeliet, buiten in de openlucht. 's Winters gingen de koeien en varkens op
stal, af en toe werd er een kip geslacht en eens per jaar een varken. Dat
slachten gebeurde snel en rigoureus. De kip werd met haar nek op de klomp van
de boer gelegd en met een hak van het mes werd de kop van de romp gescheiden.
Het onfortuinlijke dier fladderde nog wat na en dan was het leed geleden. Het
varken gaf wat meer weerwerk. Het beest werd met man en macht (boer, knecht,
slager en mijzelf naar een plek gesjord waar het, met een soort pistool
-waaruit geen kogel kwam maar een ijzeren pin- door zijn kop geschoten. Na wat
gekrijs en gestuiptrek viel het dan uiteindelijk om
en trilde nog wat na.
Daarna werd het dode dier met de zelfde man en macht op een ladder gebonden,
als een soort gekruisigde Jezus en werd de buik in de lengte open gesneden.
De ingewanden werden verwijderd en het bloed werd in een emmer opgevangen, voor
de bloedworst. Ik stond er elke keer opnieuw gefascineerd naar te kijken.
Ook omdat ik wist dat ik de blaas zou krijgen, die als een soort luchtballon
werd opgeblazen en na een paar dagen droog en knisperig
werd als oud papier. En hoewel ik, vooral de eerste paar keer, behoorlijk
aangedaan was als er weer een varken lag te stuipen, wist men me toch ook wel
weer te overtuigen dat het dier een goed leven had gehad en dat dat soort zaken
onontkoombaar waren als je af en toe een karbonaadje, een pan erwtensoep met
kluif of een lekkere worst op je bordje wilde vinden.
Desalniettemin hield ik elke keer mijn hart vast, als er weer jonge varkentjes
waren geboren, want die beschouwde ik elke keer opnieuw als mijn persoonlijke
troeteldieren, en één daarvan zou later geofferd worden.
Op mijn achtste
kreeg ik pianoles van een autoritaire man. Hij sloeg me op de vingers met zijn
stemvork. Soms waren m'n poten helemaal opgezet van het slaan. Mijn moeder
pakte me hard aan. Je had beter je best moeten doen, zei ze. Ik was zogenaamd
te speels. Maar ik wou het liefst zelf fantaseren op die piano. Ik heb
letterlijk in mijn broek zitten plassen, zo nerveus was ik van die man. Mijn moeder
was vreselijk streng. . Ze heeft me met de Bijbel opgevoed. Beleefd zijn, ja
meneer zeggen. Daar heb ik dat liedje uit overgehouden: Dankbaar moet je zijn,
nederig en klein.
Met Harry
Thomas, de latere schlager-fanaat en auteur van het boek: Een homofiel wordt
geslagen
Toen ik elf was,
moest ze naar het ziekenhuis. Kanker. Ik werd naar een kindertehuis in Amersfoort
gebracht. Op mijn twaalfde was ze dood Toen kwam ik bij bij
familie in Groningen terecht, tante Ada en oom Kees. De laatste was badmeester
in het natuurbad De Papiermolen, zodat ik en mijn nichtje Barbara daar gratis
mochten recreëren.
Toen bij mijn vader die hertrouwde met een heel aardige moederlijke vrouw en in
Appelscha woonde. Later verhuisden we naar Utrecht.
UTRECHT
Ik was net in
Utrecht en veertien toen ik Floor leerde kennen. Hij liep tegen de dertig en
studeerde Sanskriet. Hij gaf me boeken van Tsjechov.
We hebben nooit geneukt maar ik heb meer aan hem gehad dan aan alle andere
mensen in m'n leven.
Floor splitste me dingen in de maag die ik absoluut niet kende. Hij verloste me
van die gereformeerde troep, die last van de School met den Bijbel. Er ging een
wereld voor me open.
Pa was erg
achterdochtig. Hij fietste me achterna. Een keer stond ik mij mijn vriend, de
student, op de stoep. Hij deed open en schrok. Mijn vader stond achter me. Hij
heeft tegen de hoofdbewoonster gezegd dat ze die flikker het huis uit moest
gooien. Dat heeft ze gedaan ook. Pa heeft de politie achter hem aangestuurd.
Ik zat op de mulo,
de ulo en de ambachtschool en was vooral goed in
zingen, tekenen en taal.
Ik werkte
vanaf mijn vijftiende. Nadat ik in razende drift de leraar Engels was
aangevlogen en van de mulo werd gestuurd. Die man deed of hij God zelf was. Dat
heeft op mij een uitwerking als brekend glas. Eerst gewerkt als
schoenenbezorgder, toen een jaar op een reclamebureau, de reclameboer was een
kennis van mijn vader, dus dat had hij geregeld.
Mijn allereerste
salaris ging op aan haring. Ik verdiende vijf gulden in de week, een
rijksdaalder mocht ik houden, de rest was voor mijn stiefmoeder. Maar voor dat
geld kon ik drie haringen van 75 cent kopen. En die vrat ik achter elkaar op.
En toen geschreven
op een advertentie waarin een etaleur werd gevraagd. Daar bij de Hema kon ik
mijn talenten kwijt en daar bleef ik ook werken tot mijn vierentwintigste.
En in mijn vrije
tijd zingen bij de gitaar en alle talentenjachten aflopen. Ik speelde vanaf
mijn veertiende in bandjes. In 1963 werd ik Bob Revvel
van de Yelping Jackals en
als zodanig trad het groepje zelfs op de KRO radio op.
In 1968 ging ik
deel uitmaken van de groep Unit Gloria, die een zanger nodig hadden en we
hadden grote hits met nummers als The Last Seven
Days. Veel contact met de jongens van Unit Gloria, zoals de groep ging heten,
had ik niet, maar de samenwerking verliep plezierig.
Met Unit Gloria
In die beruchte
nacht van Open het dorp ben ik weggebleven. Ondergedoken bij een oudere vriend.
Ik wist niet van tevoren dat ik zou weglopen, anders had ik mijn gitaar wel
meegenomen. Ik zat bij mijn vriend naar de tv te kijken en moest om elf uur
thuis zijn. Opeens dacht ik, ik ga niet meer terug. Dat vond ik eigenlijk heel
gewoon. Maar voor mijn vriend was het een zwaarwegend besluit, want ik was pas
zeventien.
Ik heb vijf dagen niets van me laten horen. Het was een soort straf voor mijn
ouders. Ze moesten zich maar eens ongerust maken. Daarna heb ik opgebeld uit
een telefooncel.
Waar ben je, schreeuwde mijn vader, Kom onmiddellijk thuis.
Nee, zei ik.
Toen heb ik mijn vader horen verbrokkelen. De trots om z'n vaderschap, de hele
rotzooi donderde in elkaar. Ik kwam de telefooncel uit. O, dat machtige gevoel
van bevrijding. Ik zweefde door Utrecht. Dat gevoel is me nooit meer helemaal
afgenomen.
Mijn vriend was vijftig. Ik viel niet op hem, maar ik had al heel vroeg geleerd
voor wat hoort wat. Daarbij is het heel truttig als ik het zo'n man zou
weigeren. Je moest iets terug doen.
In dat pand zaten
meer flikkers. Er was een grote saamhorigheid tegenover de buitenwereld:
Utrecht in de jaren zestig. Je was vogelvrij. Als het even kon, sloegen ze je
in elkaar. Als de politie het deed, namen ze daarna je vingerafdrukken.
De sfeer in dat pand was prima ondanks de nichterige jaloezie en pesterijen.
Een van die jongens wilde afslanken, vrat pillen. Hield voortdurend het toilet
bezet. Enorme stank. O, werd er dan gezegd, is zij weer aan het vermageren?
Een ander speelde de hoer met de kruidenier. Als je wat werd aangeboden, vroeg
je: Is de kruidenier geweest? Sommigen wilden dat gekat niet altijd horen. Ik
houd ervan. Mijn gevoel voor humor is er door gevormd. De kern van humor is
wreedheid.
Ik ben anderhalf
jaar bij hem gebleven, toen moest ik in dienst in Vught. Van mijn zeventiende
af had ik een vaste vriend, hij was vijftien. Ik heb een keer twee nachten in
een politiecel doorgebracht omdat ik "het" met een minderjarige had
gedaan. Ik was al een paar jaar met die jongen bevriend maar ik was een jaar
ouder en werd dus eerder meerderjarig dan hij. Toen ik achttien was geworden,
verschenen er twee rechercheurs op mijn werk om me mee te nemen voor verhoor
door de zedenpolitie. Mijn baan was ik kwijt en een tijdje later ook mijn
vriendje, want die was ook opgepakt voor verhoor en zodoende waren zijn ouders
achter onze relatie gekomen.
Verschrikkelijk,
zo kweek je paranoïde mensen. Ik was blind verliefd op Dick en in het weekend
kwam ik bij hem en zijn gescheiden moeder in Utrecht Zijn moeder was een heel
lieve intuïtieve vrouw. Ik had altijd het gevoel dat ze het wel wist, maar
later toen ze het echt merkte, had ze het er toch moeilijk mee. Ze is naar de
huisarts gegaan en die man zei: als je ze de straat op stuurt, weet je zeker
dat je je zoon kwijt bent. Dat heeft ze niet gedaan. Ze houdt van haar kinderen..
Ik sliep op de bank en 's morgens kwam Dick bij me. Hij ging echter later
vreemd met Ludo.
Toen ik in het
leger schurft kreeg van de vuile strozakken, krankzinnige jeuk, behandeling in
het hospitaal, zei ik na acht maanden dat ik homo was en toen mocht ik eruit.
Na tien jaar ging
alles mis. Een relatie die acht jaar had geduurd, werd verbroken. Mijn vader
stief, longkanker, mijn moeder achterna, en mijn oude vriend bleef dood voor de
televisie.
Hij is overleden aan een hartaanval terwijl hij voor de tv zat en mij zag in
mijn allereerste tv-optreden met de popgroep Unit Gloria. Hij had nog wat
koffie gemorst op zijn kleren en zijn peuk lag nog smeulend in de asbak. Een
mooier hulde kan ik mij niet voorstellen. Ik weet ook zeker dat ik hem geen
groter plezier heb kunnen doen. Het kind was een man geworden.
HAARLEM
In 1971 ging dus
alles mis en ik stapte uit Unit Gloria, kapte met een aantal vrienden en
verhuisde naar Haarlem, vastbesloten om voortaan mijn eigen Nederlandse teksten
en muziek te schrijven. Ik had het geluk een jongen tegen te komen, Frans, die
ook veel verdriet had. Door naar elkaar te luisteren en samen te luisteren,
helemaal soap, hebben we het verwerkt. Hij was een kunstenaar.
In een blad uit
die tijd wordt het pand waarin ze wonen, beschreven als uiterst merkwaardig, je
moet via een luik naar binnen toe, en binnen lijkt het op een
antiquiteitenwinkeltje met overal tafeltjes, kasten , veel snuisterijen en
weelderige planten. Overige bewoners van het pand waren zes katten, hond Bram
en een kanariepiet.
Ik wilde een
solocarrière en doopte me om in Robert Long. Er kwamen twee bescheiden hitjes,
waarvan Let us try
de bekendste was. En met I believe in love kreeg
ik volgens de bladen de zalen in Japan nog op hun knieën.
De popwereld stond
me echter tegen, ik vond mezelf een oudere heer worden die iets engs deed voor
kleine kinderen. Zeker toen de platenmaatschappij plannen had om van mij een
ster te maken met patserige auto's en mooie vrouwen, was het genoeg. Ik wist
hen ervan te overtuigen dat een Nederlandse plaat ook kansen van slagen had. Vroeger
of Later werd een feit in april 1974.
De plaat werd de
hemel ingeprezen, ik werd zelfs met Wim Sonneveld
vergeleken, die net was gestorven en, ondanks dat deze zo geheimzinnig deed
over zijn homoseksualiteit, erg door mij bewonderd werd.
Omdat de verkoop
van Vroeger en Later maar bleef aanhouden, had ik weinig haast om aan
een nieuwe plaat te werken. Vroeger of Later stond 118 weken in de
hitparade en verkocht zeker 450.000 exemplaren, nog voor hij op cd werd
uitgebracht. Ik maakte echter wel plannen, zelfs toen al leek het me heerlijk
om iets op cabaretgebied te doen.
Ik ging meewerken
aan een cabaretprogramma met Coby Schreijer, Frans ging mee op tournee en
verzorgde de techniek.
Drie jaar hebben
we samengewoond en toen het verdriet voorbij was, bleek althans bij mij de basis
voor de verhouding weg. Daarover heb ik me wel erg schuldig gevoeld.
Later had ik een
relatie met Willem, deze deed veel belangrijker werk dan ik. Had pedagogie
gestudeerd, spande zich intens in voor kinderen en verdiende niet zoveel. Als
er collega's kwamen, begonnen ze over mijn plaat en mijn optreden voor de tv.
Dat is die wereld. Erg vervelend voor degene die er toch bij wil horen.
In de tijd dat ik
met Leen Jongewaard
werkte, kwam K. in mijn leven.
Ik heb K. ontmoet
in het bos, in het hele-slechte-mannenbos. Hij kende me niet. Ik dacht: wat een
aardige jongen. Toen heeft hij 's opgebeld, kwam 's langs. Willem was er nog.
Ik ben waanzinnig verliefd geworden. Sliep er niet van. M'n hart vloog uit m'n
borst.
Verliefdheid
overkomt je. En dan is het toch heel vervelend als je niet tegen je partner
kunt zeggen: ik ben toch zo vreselijk verliefd! Voor mij had die verliefdheid niets
te maken met mijn gevoelens voor Willem, het kwam er gewoon bij. Zoals je net
lekker warm gegeten hebt en ineens denkt: goh, ik heb zin in een ijsje.
Willem is een heel
bewust iemand. Hij stelde z'n eisen. Het kwam erop neer dat ik moest kiezen.
Hij zei: ik wil die pijn niet, en heeft definitief gekapt. Als een soort straf.
Ik heb heel wat afgejankt. Als ik het niet meer weet,
ga ik janken. Ik loop weg of ik jank. Dus toen was ik een jankerd.
Hoe merkwaardig
het ook moge klinken, ik voelde me in de steek gelaten. Dan kan iedereen wel
zeggen dat ik al iemand had, maar ik denk dan: ja, maar daarom ben ik goddomme
met iemand! Een soort ontkenning van de waarde van mijn gevoelens.
De ouders van K.
zeiden: we zijn toch altijd goed voor je geweest. Dat was toch verdomme hun
plicht! Mijn honden en poezen hoeven toch ook niet dankbaar te zijn. Ik begrijp
best dat die ouders geen gebak in huis halen omdat hun zoon homofiel is. Maar
ik vind het verschrikkelijk dat ze, terwijl ze weten dat hun zoon van mij houdt,
tegen hem zeggen dat ik hem over vijf jaar wel zal laten vallen. Ze zeggen dat
ik hun zoon van hen heb afgepakt, terwijl ze weten dat het met die jongen zo
goed gaat, ook op school. In plaats van een grote hand op zijn schouder te
leggen en te zeggen: Je bent ons dapper kind, brengen ze hem uit z'n evenwicht.
Ze denken dat ze het beste met hem voor hebben. Trouwen, kinderen krijgen, naar
de kerk. Ze zijn hem liever ongelukkig en onfatsoenlijk dan gelukkig en zó.
Ik heb ze een keer
aan de telefoon gehad. Ik ben voor hen de antichrist en mijn bekendheid, daar
zijn ze niet zo tuk op. Ik ben in hun ogen de slechterik en hun zoon zien ze
als het slachtoffer. Onzin. K. heeft zo'n sterke persoonlijkheid. Hij is
achttien, maar het is soms of hij al een paar levens achter de rug heeft. Hij
komt uit een beschermd christelijk gezin.
Hij had het altijd leuk met zijn ouders, was altijd de liefste, goed op school,
kortom, alles fantastisch. En toen kwam het moment dat hij zei dat hij van
heren hield. De hele familie sprong op zijn nek. Wat doe je ons aan.
Ik heb toen gezegd
dat hij voor zichzelf moest kiezen, niet voor hen, niet voor mij, maar voor
zichzelf.
Hij moet ook niets
hebben van die discokleren Als het koud is, komt K. in een trui, zitten alle
nichten in flodderbloesjes.
Als er bezoek voor
mij kwam, ging K. lekker fietsen. Hij had er geen last van, dus ik ook niet. Ik
had met hem mijn honderdste verjaardag kunnen vieren. Maar dat zei ik bij
Willem ook. Ik geloof niet in eeuwigdurende relaties.
In wezen ben ik wel
monogaam. Ik heb niets liever dan mijn eigen vriend. Maar dat heeft niets te
maken met wat er in mijn broek gebeurt. Ik ben erg lustgevoelig. Altijd
geweest. Neuken is ook mijn wondermiddel bij elke kwaal. Zes jaar geleden,
(1974) toen mijn allerbeste vriend stierf, goed, er kwam geen eind aan.
Ik heb een tijd
met K. samengewoond, ik heb al heel vaak samengewoond. Dat komt natuurlijk ook
omdat ik een eigen huis heb. Ik heb alle ruimte Zo hebben zijn ouders gezegd
dat hij maar moest opsodemieteren. In dat geval is het leuk dat ik net als die
vriend van zestig kan zeggen: kom dan maar bij mij wonen. Dat ontaardt dan wel
eens in langer bij elkaar blijven dan misschien in eerste instantie de
bedoeling was, maar je kunt het ook heel leuk hebben.
Het betekent wel
dat ik een vertrekpunt heb, ik ben degene die daar blijft wonen. De ander gaat
weg. Ik ben wat dat betreft redelijk vaak met afscheid in aanraking geweest.
Maar dat heeft ook een hele hoop goede kanten. Al die mensen met wie ik vroeger
min of meer getrouwd was, zijn goede vrienden gebleven, mede door het feit dat
het op een gegeven moment ook weer is opgehouden. Met K. is het fout gegaan
omdat ik op mijn oude dag vreselijk verliefd werd op René.
Na de voorstelling van Duidelijk zo in oktober 1980 in Enschede,
gingen Bob en Leen Jongewaard de stad in. Daar liep Bob René tegen het lijf in
een kroeg, hij was 14 jaar jonger. Drie maanden later trok hij bij Bob in in Haarlem, en reed ook mee naar de voorstellingen door het
land.
Dat betekende niet
dat ik niet meer van hem hield, maar ik was zo van de kaart door René dat K. daar
last van had. Terecht. Hij had niemand en zag mij afdruppelen. Hij zag mij niet
geheel meer van zichzelf. K. zei op een gegeven moment dat hij er niet meer
tegen kon. Eigenlijk kon niemand ertegen. Dus dat scheelde een stuk. K. is toen
verhuisd. Het was heel naar, maar het heeft zich inmiddels hersteld tot een
hele leuke en warme relatie. Dat is voor alledrie
toch het lijden waard?
K. leerde ik
kennen toen hij zestien was en nu is hij bijna 22. In die tijd is er natuurlijk
ontzettend veel met hem gebeurd. Relaties opengebroken, dichtgeslibt.
Situaties veranderd en versneld. Het heeft hem ook geen kwaad gedaan.
Ik heb René in
1986 na een voorstelling in Hengelo ontmoet. Praatje in het café en de rest.
René is veel en veel jonger dan ik maar tegelijk ouder. Ik wind me op over de
meest ridicule dingen, er gaat geen dag voorbij of ik loop tegen hem te keffen.
Hij is rustig, aards. Toen hij geboren werd, was hij al rijper dan ik nu ben.
Hij was toen boekhouder in opleiding.
Ik woon nu samen
met René, die 27 wordt. Hij is een heel ander mens dan K. Ouder, niet ouwelijk,
maar misschien wat evenwichtiger.
Ik heb wel vrienden
van mijn eigen leeftijd, maar geen intieme relaties. Dat komt waarschijnlijk
omdat ik omdat ik zelf een kinderlijk mens ben. Ik ben kinderlijk en
kinderachtig, wat ik totaal geen nadeel vind. Oud is ongeveer het vervelendste
wat er is.
In februari 1987
kocht ik een huis aan het Comomeer, beeldschoon. Ik woonde goddelijk in Hattem,
met een prachtig uitzicht over het IJsseldal, nergens
is het mooier. Maar Italië heeft ook dingen ik mooi vind. De problemen zijn
kleiner, het volk is losser. En hier kan ik nou al niet in mijn blote reet de
kippen voeren, als ik straks iedere week op de buis te zien ben, staat de tuin
in Hattem vol met hier-woont-ie-dan gapende dagjesmensen.
Daarnaast had René een hekel aan het weer in Nederland, met name het najaar en
de winter.
Italianen zijn
gemakkelijker. Zolang ik daar niet hoofdschuddend loop te klagen dat ik
homoseksueel ben, een dat dat een heel ernstig probleem is, houdt niemand zich
ermee bezig. René en ik zijn de hele dag samen, dus ze weten al lang hoe de
vork in de steel zit.
Later kwam Lucas,
die was verpleger. Hij had artistieke ambities en nam ook zanglessen.
Kristof heb ik in
Brugge ontmoet. Hij was bijna achttien. Rossig blond, tere bleke huid.
Vertegenwoordiger. We dronken wat in een een cafétje
en hij kende me niet. Hij keek zelden tv en zeker niet naar Tien voor Taal.
Later zag hij mijn foto in een tv-blad en schreef hij me een brief via het management,
zodat we een afspraak maakte in een kroegje. Ik legde hem uit dat ik geen zin
had om een verhouding met hem te beginnen, hij was te jong en ik te oud, en al
ruim voorzien. Hij keek, luisterde, knikte en lachte: ik houd van je, jij bent
de man van mijn leven, ik ben de jongen van jouw leven.
We gingen dus naar
een hotel. Hij werd mijn geheime minnaar en vond dat niet vreemd. Hij was heel
discreet, ik ook, maar op een dag had ik een kopie liggen van een brief aan hem
op mijn bureau, die Lucas toevallig vond. Huilen, praten, verwijten, begrijpen.
En nu, terwijl ik
al bijna zes jaar met Lucas omga en Kristof allang bij ons thuiskomt, mee op
vakantie gaat, zijn eigen plaats heeft, is het nog steeds niet helemaal
bedaard. Hij voelt zich nog soms bedrogen. Ik verzweeg het omdat Lucas het pand
anders zou verlaten en dat wilde ik niet. Ik ben een hebberd.
Kristof
en Robert bij hun huwelijk, december 2005.
De geilheid, de
sterke behoefte om iemand te versieren en om klaar te komen is verdwenen. Ik
hoef op dit gebied helemaal niks meer van niemand. Mijn partner, die de grote
liefde van mijn leven is, heeft me andere inzichten in de liefde gegeven. De
lichamelijkheid naar elkaar toe is veel belangrijker geworden dan geilheid. Dit
brengt me meer tot rust, ondanks het feit dat ik van nature een onrustig type
ben. Als iemand tien jaar geleden tegen me gezegd had dat ik nu zo zou zijn,
zou ik hem verbaasd hebben uitgelachen."
In december 2006
werd bekend gemaakt dat Robert ongeneeslijk ziek is en aan darmkanker zal
sterven.
Robert (in een van
zijn laatste columns): ik ben al genoeg gelauwerd. Mijn leven heeft zich langs
grillige kronkelpaden ontwikkeld. En ik had er, achteraf, geen seconde van
willen missen.
Op het moment dat ik ontdekte dat ik een flikker ben natuurlijk wel, maar nu
niet meer.
Of de dag dat mijn destijdse lief verliefd bleek te zijn op een ander: graag.
Toen ik niet won op die talentenjacht: verschrikkelijk.
Die keer dat een vriend aan kanker stierf: afschuwelijk.
De eerste geflopte plaat, mijn zoveelste mislukte relatie, de dood van 3 trouwe
fans binnen een jaar, de onthutsende aanslag op de New Yorkse twintowers; maar hoe erg ook, het heeft mijn leven bepaald.
Als ik dus plotseling de geest zou geven, is er maar één conclusie mogelijk:
Long heeft een afwisselend leven geleid waaruit hij geleerd heeft dat, ondanks
tegenslagen, het leven doorgaat en goed kan zijn.
Misschien dat ik daar over 20 jaar weer anders over denk, maar dat zien we dan
wel weer.
Als ik het tenminste haal! Maar nogmaals, ik had er geen seconde van willen
missen.
Robert Long
schreef een filmscript, dat ook op televisie werd uitgezonden. Het heette
Respect, Willem Nijholt en Antonie Kamerling speelden de hoofdrollen. Het verhaal
gaat over een jonge journalist die een oudere schrijver gaat interviewen, maar
een verborgen agenda heeft.
Mail me even als u daarvoor
belangstelling heeft.
Robert Long
speelde ook in een musical Swingpop, geschreven door Seth Gaaikema.
De hoofdrollen werden naast Robert gespeeld door Leen Jongewaard en Nelleke
Burg. Ook daarover kunt u me email sturen.